Terwijl het ondermaanse ging bestaan
voelde je wel al nattigheid,
maar dat je dat nat zou begeesteren
en zij jou kwam niet in je op…
Terwijl het ondermaanse ging bestaan
voelde je wel al nattigheid,
maar dat je dat nat zou begeesteren
en zij jou kwam niet in je op…
Van waar kwam je..gelekt uit welke bron
droop vocht dat zich zamelde
en druppelsgewijs voortkroop
in plasjes vergaderend over
tasten naar het allerlaagste…
Gestaag bleef het stromen
wist je veel waar heen…
de bedding wees.
Zwermvogels die aan jouw oever
dronken lispelden soms
zacht dat je een enorme rivier was
meanderend door de holtes
in het landschap…
Zelf ervoer je alleen
het vloeiende welkom
van vaag zuigende zwaartekracht
aan wassende natheid.
Er zwommen bevinde wezens door je heen
die juichend beroering gaven
en geestdrift om als nat vooral
stroomopwaarts te dromen…
blijvend stil te staan
bij elke beminde druppel
in deze godvloeiende staat…