te willen vormen tegen de zee
van vastgelegde betekenissen
die er woest golvend
tegenaan klotst.
Ze lijkt de waarneming
te willen redden
uit de grijpgrage klauwen
van de bekende weg
die altijd het zelfde oude liedje fluit.
Ze wil geen herkenbare vorm,
en komt nooit gezellig
op het feest der herkenning .
om het vertrouwde te bevestigen.
Zelfs wil ze geen naam dragen,
om elke verwijzing naar het bestaande
ijskoud te vermijden.
Onvermijdelijk heet het werk
met gezonde weerzin:
‘Zonder Titel nummer 16’
gemengde technieken
of
‘Compositie nummer zoveel’
ondefineerbare werkwijze
of
‘Onbedoelde Toevalstreffer’
als zodanig aangetroffen
of
Vaak heet het ook niet
en moet je het werk zien te vinden
In weerwil van nergens op te
willen lijken lijkt het inmiddels
toch verdacht veel op zichzelf
en vormt ‘n oeverloze stroming.
Ongedefinieerd werd ‘n definitie.
Geen gezicht is ‘n gezicht geworden.
Met oogjes, mond en neus
van de oplettende kijker.
Het werk kijkt je brutaal aan:
‘Wie denk je wel wat ik ben?’