Koffie

Mensen verdienen, dieren niet.
Dat zal wel, wil je verse koffie?
De mensch is een verdienend dier.
Inderdaad heb ik nu wel een kop koffie verdiend, maar ga verder…
Hij levert een dienst en verdient daarmee een genoegdoening.
Suiker erin?… nou doe het zelf maar…
Wie genoeg doet zou genoeg moeten verdienen.
Poeh, sterk bakkie zeg…waar zijn de zoetjes?
Een klein aantal mensen verdient beter of meer dan genoeg.
Ik neem een scheutje melk erbij.
De meeste mensen verdienen beter maar ze krijgen het alleen niet.
Ja, kijk naar mij, altijd dienstbaar maar geen verdiensten, proost.
De veelverdiener ziet zijn vermogen als een persoonlijke verdienste.
Wil je er trouwens iets bij?…er staat nog taart in de vriezer.
Wat heeft iemand ervoor gedaan om een talent te krijgen en het vermogen om dat talent te ontwikkelen en uit te baten?
Ik ga nu even een kleine moeite doen om die taart te ontdooien in de magnetron.
Helemaal niets, mensen krijgen talenten en het vermogen om er iets mee te doen in de schoot geworpen voor niets.
Zo, vijftien seconden, verse taart…over van je verjaardag twee maanden geleden.
Maar ik heb er zoveel moeite voor gedaan! zeuren ze dan.
Wil je een groot stuk of liever een paar kleine..?
Daar had je kennelijk de energie voor gekregen, zeg ik dan.
Zo, nu smaakt die koffie ook meteen een stuk beter.
Maar zonder wilskracht had ik het niet gered, klagen ze dan alsof het slavenarbeid is.
Ik hou geloof ik alleen van koffie als er taart bij is, zonder taart valt het niet goed!
Die wilskracht had je kennelijk ook gratis tot je beschikking, zeg ik dan.
Je hebt gelijk hoor, waar hebben we dit allemaal aan verdiend?
Ik blief geen koffie meer.
Nee, ik ook niet, de taart is op.
Dieren drinken nooit koffie.

Niagarataal

Wat is er heerlijker dan afwateren, een klaterende waterval? Het heeft iets glorieus, fonteinvreugde. Wat is er zinlozer en mooier dan een fontein? Vuurwerk met water…
“Is het edele deel niet de sluiswachter der blaasinstrumenten?” zou Gerard Reve ooit gezegd hebben, al kan dit door geen enkele bron worden bevestigd.
Ik was ooit op een groepbusreis bij de Niagara Falls. We bevolkten een oude afgeschreven stadsbus uit Rotterdam. De bus was overvol omdat de lokale bewoners meeliften met hun marktkoopwaar. Onze reisleider Ngombe had een strak schema opgesteld, we hadden een half uur om de benen te strekken. Met het vertrouwde pneumatische gesis gingen de deuren open. De Rotterdamse haltes hingen nog boven de deuren. Het gesis ging naadloos over in een diepe ruis van de Niagara Falls.
Dat geluid…overweldigend…ik moest meteen zo nodig…nergens een toilet te vinden…overal mensen…was ik dan de enige?…in paniek beende ik rond…tot ik onze Afrikaanse reisleider ontwaarde…’Leg hem hier toch gewoon over de rand!’ zei hij wijzend naar het lage muurtje dat ons van machtige waterval scheidde.
‘Schaamte is een Europees concept’ legde hij uit met een Rotterdamse tongval, geboren en getogen in Crooswijk.
Ik keek om mij heen….vermande mij en legde hem over de rand. In de mist van het kolkende water kon niemand mij zien… Ik liet mijn schaamte varen…alle remming los…
Tot mijn verbijstering hoefde er plots niets meer…geen druppel…
De geprogrammeerde schaamte van het lichaam bleek sterker… Pas terug in de bus kwam de aandrang weer. Ngombe toonde mij hulpvaardig de lege kalebas achterin bij de nooduitgang, in de vorm van een blaas.
We moesten meteen door naar de Kilimandjaro, die enorme berg. Ik was benieuwd wat dat met me zou doen?
Sindsdien heb ik besloten nooit meer mijn plas op te houden, in geen enkel domein.
Schrijven kan het best gezien worden als talige incontinentie.

Waterfilm

Ik ben op de Biënnale van Venetië om mijn project ‘Waterhuis’ te presenteren.
Een gewaagd ontwerp dat alleen in de luwte kan staan.
De muren bestaan uit een permanente waterval die spiegelglad verdwijnt in de strakke goot rondom het huis. Ramen van dun water. Het dak is een vijver waar het water naartoe gepompt wordt door die ene dragende zuil in het midden.
Het idee kwam tien jaar geleden bij mij op toen mijn bad overstroomde. Ik bewonderde de flinterdunne film water die als een glaswand het bad verliet.
Vervolgens ben ik tien jaar van mijn leven bezig geweest om het flinterdunne ideetje als Waterhuis te realiseren. De techniek luisterde zeer nauw, ik werd er gek van, maar vrouw geloofde in mij… Het ergste was dat ik mij de Humbugtaal van de kunst en Designwereld eigen moest maken om geloofwaardigheid te verwerven in die invloedrijke kringen.
Hoe meer ze in mijn “concept” gingen geloven hoe meer ik de schijnvertoning ervan ging doorzien. Was mijn Waterhuis niet de perfecte verbeelding daarvan?
Had mijn vrouw maar niet in mij geloofd en mij ervoor behoed om tien jaar van mijn leven weg te laten lopen… Ik heb het gevoel dat ik moet ontgiften,
over vijf minuten is de officiële opening van het Hollandpaviljoen… Ik sluip weg…sluit mij op in mijn hotelkamer…blijf in bad liggen tot het overstroomt…terug naar de bron. Terwijl ik de kraan opendraai bel ik eerst mijn vrouw op.
“Dag, schat…beloof je nooit meer in mij te geloven?”
Haar schaterlach spoelt mij schoon.
Nu weer gewone taal leren spreken.

Humptytaal

De muur is de vader van alle deuren,
het gat van de deur is de moeder,
het scharnier is hun beider God.

Het plafond daarentegen is;
de Oblomov onder de muren,
liever lui dan moe ligt ze
te rusten van het niets doen
op de muren van haar voorvaderen.

Haar achterkant is geheel tegen haar wil vloer,
ze draagt alles op haar rug,
geen wonder dat ze liever lui is
en de straat? Dat is haar achterneefje.

De straat is het proletariaat onder de muren,
ze laat over zich lopen en zich vertrappen,
en zoniet dan gaan de klinkers uit de straat
en sterft de straat terplekke aan stenenregen.

Tot dusver de familie Muur.

De metafoor is de Humptydumpty onder de taalvormen,
dat ei kan alles bevatten maar snapt nergens iets van!

Oom Goof

Mijn ome Goof leed al jong aan multiple sclerose. Je merkte alleen niets van zijn lijdensweg. Gelukkig had hij de trage variant. Oom was altijd opgeruimd en opgewekt ondanks dat tante hem slecht behandelde en afsnauwde. Ze bleef ‘bij’ hem omdat hij als invalide een kanariegele Daf kreeg van het GAK. Hij kon zelf niet rijden, dat deed tante wel en meestal zonder hem.
Oom Goof zat altijd in zijn hoge stoel, rechtop Caballero of Camel te roken bij zijn citroentje met suiker. Hij liet mij het ‘Manneke pis’ zien dat in de dromedaris verborgen zat van het Camelpakje. De ziekte nam hem tergend langzaam zijn bewegingsvrijheid af. Opvallend was zijn ravenzwarte haar dat massief in een slag op zijn hoofd lag, alsof het geboetseerd was, hoe ouder hij ook werd het haar bleef glanzend zwart.
Als schipper in de haven had hij een gebruind gelaat gekregen door het buitenwerk, ook die kleur raakte hij niet meer kwijt terwijl hij nauwelijks nog buiten kwam. Zijn zwarte schoenen sleten nooit.
Ik had erg met hem te doen, de tranen sprongen mij in de ogen als ik hem als kleine jongen een hand moest geven. Ik zie nog zijn gebruinde handen als bankschroeven, met harde lange nagels die door de nicotine verkleurd waren. Zijn handdruk vermorzelde mijn kinderhandje, maar ik wilde niets laten merken. Mijn oom, die zoveel leed onderging liet zelf ook nooit iets merken. Door zijn slopende ziekte kende Oom Goof zijn eigen kracht niet meer.

Op een of andere manier herinner ik mij één zinsnede van hem:
‘Het is van een grote mentaliteit!’ zei hij als reactie op een maatschappelijke onrechtvaardigheid, wat weet ik niet meer. Waarom herinner ik mij juist deze ene uitspraak? Omdat er achter zijn rug om lacherig over werd gedaan?
Misschien wel omdat ik zelden iemand heb gezien met zo’n onverwoestbare mentaliteit, stoïcijns ging hij roerloos voorwaarts, ongeacht zijn omstandigheden.
Gelukkig scheidde hij later alsnog van tante en kwam in een verzorgingshuis met een gezellige Amsterdamse bar waar hij opbloeide als getapte jongen met zijn ‘verzorgingshuisgenoten’, hij kwam weer eens buiten. Als ik nu nog aan hem denk zie ik hem als een Italiaanse schoorsteenveger voor mij, waarom weet ik niet. Hij rookte wel als een schoorsteen.
Als we wel eens meereden stond de gele DAF blauw van de nicotinedamp. Voor tante betekende het vooral een scheiding van haar automobiel.

Kameelzee

Metaforen kunnen een aspect verhelderen maar meestal slaat de vergelijking als geheel genomen letterlijk nergens op. Metaforen moeten nooit letterlijk genomen worden.
Neem het kameel als schip der woestijn. Met dat schip vaar je door de zee van ruimte in de woestijn. Omgekeerd ligt in de haven het kameel der oceaan aangelijnd aan de kade te dobberen, dromend van een natte woestijn.
Elk object of verschijnsel kan als metafoor dienen voor ieder ander object of verschijnsel: de maan is het tafelblad van ons hemelruim waar de zon licht op rust… de fiets is de geheelonthouder onder de voertuigen…
de kwal is de hamer onder de zeedieren, hij slaat nergens op… de visstick is de eskimo onder de voedingsmiddelen…

Poëzie is het domein van de ontsporende metaforen, ontsporen is hier een kwaliteit
omdat dat juist ongekende gebiedsdelen ontsluit. Goede poëzie is een verkeersongeluk van taalelementen, een kettingbotsing van lettergrepen.
Uit de wrakstukken rijzen nieuwe ongekende betekenissen op.
Na een goed taalongeluk is je wereld daarna nooit meer hetzelfde.

Wat is een goede metafoor voor de metafoor?
Mikado met gekookte spaghetti?
De metafoor is als de ruimte tussen de twee bulten van de kameel, zonder die ruimte bestond er maar 1 bult.
Een metafoor gebruiken lijkt op mikado spelen met gekookte spaghetti.
Ik neem mij bij deze voor om de rest van mijn leven te zoeken naar de beste metafoor voor de metafoor

Zeldzaam heden

‘Het grote probleem van communicatie is de illusie dat die heeft plaatsgevonden!’

Wie zegt dat nou weer en wat wil dat zeggen?

George Bernard Shaw zei het en het zegt dat de aanname dat communicatie geslaagd is helemaal niet vanzelfsprekend is.

Lieve hemel, wat word ik toch moe van jou…die achterdocht…

Kijk nu illustreer je wat ik net zei, je wordt moe omdat je niet de moeite neemt om dit te begrijpen omdat je denkt dat het niet de moeite waard is…

Oh, gaan we op die toer, ligt het aan mij?

Kennelijk ga je ervan uit dat wat je zegt vanzelfsprekend begrepen wordt door de ander.

Ja, dat vind ik wel zo gemakkelijk, je mag er toch vanuit gaan dat als het niet begrepen wordt dat men dan doorvraagt naar hoe het zit?

Shaw beweert dat je daar juist niet vanuit mag gaan, men denkt iets begrepen te hebben en neemt daar genoegen mee, of men vindt het niet belangrijk genoeg om te begrijpen omdat men het al denkt te begrijpen….het is feitelijk een klein wonder als iets in taal overgebracht één op één wordt begrepen, dat is een zeldzaamheid, de rest is misverstand en onbegrip.

Volgens mij heeft Shaw niet begrepen wat Shaw zei, want de hele literatuur is gebaseerd op onbegrip en misverstand…die ondankbare hond heeft zijn carrière eraan te danken.

Dat neemt niet weg dat je het nu toch nog begrepen hebt, of niet?

Ach, begrip levert geen boeken op!

Papieren paleizen van misverstand.