Ooit leefde ik minderjarig twee weken in Valkenburg, het was dat jaar de heetste zomer. Boven waren de mannetjes net op de maan geland om hun vlag te planten. Een reuzensprong voor de mensheid, zo heette het.
Maar wat is de ruimtevaart anders dan een sprong in het ravijn tussen de zwevende bergen, die planeten heten.
Beneden in het dal van het stadje liep ik omvat door een zinderende hitte en zag in de etalage van een speelgoedwinkel hoe het plastic speelgoed smolt tot vormeloze klonten, voormalige speelgoedauto’s, poppetjes. Het maakte diepe indruk op mij, veel meer dan de hele maanlanding. Dat nieuwe begeerlijke dingen in een winkel door de magistraal stralende zon op klaarlichte dag tot wanstaltige rommel kon smelten.
Vanaf die tijd zag ik niet alleen de dingen maar ook hun toekomstige teloorgang.
Van de dingen moest je het niet hebben, de niet-dingen begonnen mijn aandacht te trekken.
Wat was Nasa anders dan een extreem dure speelgoedfabriek voor mannetjes met jongensdromen. Met het ruimtevaartbudget had het paradijs op aarde gerealiseerd kunnen zijn. Helaas is het paradijs geen financieel probleem, het is onbetaalbaar en gratis.
De grote ruimtevaartdroom lijkt om planeet aarde te verlaten als een zinkend schip en onleefbare planeten te koloniseren, een spannende jongensdroom. De oplossing buiten zoeken voor een probleem dat binnen ligt.
Het zou een reuzensprong zijn om de rotzooi van binnen op te ruimen en geen nieuwe rotzooi meer toe te voegen.
Nog steeds bewonder ik de zon als het ruimtevaartuig waarmee wij door het zonnestelsel reizen, zonder zon hadden wij nooit op aarde kunnen landen.



