
Van jongsaf aan hield hij mensen uit hun slaap, zijn ouders
noemden hem eerst nog liefkozend hun Mug, later werd hij vermeden als de pest. Overdag sliep hij hazenslaapjes op school omdat hij de nachten doorwaakte met het stellen van waaromvragen.
Het aanhoudende gewaarom gaf een irritant gegons in de huiselijke kring, verjoeg je de vraag met een antwoord dan klonk na luttele seconden alweer het volgende waarom…Waarom slapen als je kunt vragen?
De gezinsleden werden onregeld en gestoord door de huismug.
Ze verboden hem vragen te stellen, omdat geen enkel antwoord hem kon bevredigen.
‘Waarom stellen jullie eigenlijk geen vragen?’ vroeg Mug, ‘weten jullie alles al?’ ‘Vertel dan maar hoe het zit, ik weet nog van niks.’
De Mug werd uit huis geplaatst en onderwierp zijn pleegouders aan hetzelfde kruisverhoor.
Hij moest maar filosofie gaan studeren, volgens zijn derde pleegvader was Socrates net zo’n soort stoorzender geweest die nu nog steeds in aanzien stond.
De studie was een teleurstelling, leren wat anderen allemaal hadden bedacht, zonder zelf door te vragen. De Nederlands filosoof was een jukebox die louter fragmenten van dode filosofen afspeelde.
Begrepen ze dan niet dat filosofie sterft met de filosoof, dat filosofie alleen bestaat als de direct geleefde praktijk?
Socrates had nooit iets geschreven, alleen gesproken, de irritatie die hij opriep leidde tot een gifbeker. De Mug begreep alleen niet waarom hij die had leeggedronken, hij had er zeker schoon genoeg van nooit een echt antwoord te krijgen.
De Mug verliet de studie en ging door met doorvragen.
Leden van de vrijmetselaarsloge vroegen hem om toe te treden tot hun geheime genootschap.
De Mug vroeg waarom er geen vrouwen bij mochten.
Daar was een aparte loge voor: ‘de Weefsters’
‘Dat lijkt mij wel wat’ zei de Mug.
Hij kreeg geen antwoord van de loge.
Er zat niets anders op dan met een weefster te trouwen die het vragenvuur in hem opstookte.
Auteur: openbaargeheim
Plons!

Het antwoord op elk waarom is zomaar.
Het doel is lukraak in een roos geschoten.
De zin van het nut is het onbruikbare gebruiken.
De reden is zonneklaar & plompverloren.
Maar neem dit ook weer niet te licht op,
want alles gaat hier zonder enige moeite.
Je eigen weerstand is een springplank.
Wip ermee en duik sierlijk naar benee.
Wel even het bad vullen met iets vochtigs,
desnoods met melk of walvistranen.
Voel zelf maar wat het beste plonst.
Spraakwater valt ook vaak in de smaak.
Hernaming van het wonder
Om van het concept God af te komen
hebben wetenscheppers besloten dat
dit integrale bestaan uit niets is ontstaan.
Een prima besluit, God heeft een andere, verbeterde naam gekregen. Dat iets uit niets verschijnt heet doorgaans magie, een onverklaarbaar wonder.
Wetenschap heeft zich dus tot pure magie bekeerd met de vaststelling van Niets als oorzaak van het universum.
Is het niet nog veel wonderbaarlijker dat een groot Niets dit alles onbedoeld heeft voortgebracht in plaats van een god met een bedoeling. Laten we het Niets danken en aanbidden.
Taoïsme is de eeuwigheid altijd al ver vooruit geweest.

Zaadcirkel
Sportslak
Er is een medogenloze kleinheidswedloop aan de gang.
Chinezen en Nederlandse biologen zoeken naar het kleinste slakje met slakkenhuis.
De Chinezen vonden er al twee die met huisje en al door het oog van een naald kunnen,
waarop de nietsontziende Nederlandse biologen een 0,2 milimeter kleinere huisjesslak
registreerden bij het instituut voor kleinste dieren. Zie ter vergelijk de punt achter de zin. Recordhouder is tot nu toe de Ammonicera Minortalis van 0,32 mm.
Stel je even een babyslakje voor van deze laatste soort en win de kleinste ontroeringsprijs
Ik ben warm pleitbezorger voor een wedloop in traagheid, de traagste wint de eerste prijs.
Als we de volwassen wereld moeten geloven is het leven één grote wedstrijd, kinderen weten wel beter, die spelen dat ze de koning van de wereld zijn.
Welopgelichte kringen
Hebt je het al gehoord?
Nee, wat bedoel je?
Het schijnt dat…
Dat verhaal dat de ronde doet?
Dat er geruchten in omloop zijn?
Die speculaties bedoel je?
Nou ja, ik weet op welke je doelt, maar…
Ze blijken nergens op gebaseerd te zijn, bedoel je dat?
Inderdaad, er is geen grond voor ze…
Geen bestaansgrond?
Zeker weten!
Hoe weet je dat zo zeker.
Dat heb ik van horen zeggen.
Uit zeer betrouwbare bron zeker.
Nogal.
Van wie heb je die welingelichte bron dan?
Nou, van een andere onomstreden bron.
Jaja, en die bevestigen elkaar zeker.
Zeker weten.
Dus jij denkt als bronnen elkaar aanbevelen dat ze betrouwbaar zijn? Nou, ze zijn wel met veel.
Dus als alle zandkorrels beweren dat er geen woestijn is, dan neem je dat aan?
Ik begrijp je, een zandkorrel kan niet zijn bestaansgrond ontkennen.
De vraag is dus: wat is onze bestaansgrond waar het om kennen gaat.
Het kennen zelf?
Wie kan het kennen ontkennen?
Nee, dat zeg ik.
Je bent lekker bezig, wat is dat?
Ja, een soort van spul.
Waar is dat voor bedoeld?
Om dingen mee te doen.
Wat voor dingen dan?
Allerlei dingetjes, het is voor van alles en nog wat bruikbaar.
Nou, lekker spul hoor, lijkt me.
Nou nee, het is niet eeetbaar hoor.
O, het lijkt me zo smeuiig.
Het smaakt nog wel, maar je krijgt het niet weg en het hard uit.
Goed dat je het zegt, waar komt het vandaan?
Het wordt van oudsher opgedolven als grondstof ergens in een gat ver van hier, dan is het trouwens nog rul.
Van oudsher?
Ja, het is zo oud als de wereld.
Zeker niet te betalen?
Man, het kost niks, er is veel te veel van, ze raken het aan de straatstenen niet kwijt.
En rul zei je?
Ja, je kunt het aanlengen met al wat nat is en dan goed roeren.
Ideaal.
Nee, dat zeg ik.
Ruim wezen

Middenin een kraakheldere nacht bevond ik mij plots in een consult. Vanachter een balie werd mij gevraagd:
‘Waar ken ik u van…mee dienst zijn?’
De zin deed mij even wankelen.
‘Wat bedoelt u? U spreekt mij een rare zin aan’.
‘Wel nu, u vat heel goed wat ik begrijp!’ antwoordde de stem.
‘Waar doelt u op, of wie denkt u wel dat ik ben?’
‘Ach jee, u bent nog niet op deze hoogte….Ik ben hier geweeskundig directeur van deze open inrichting’.
‘Open inrichting? Hoe kom ik hier terecht?’
‘Rustig maar, kalm heer, u bent er al en wij zijn hier allemaal wezen onder elkaar, onze ouders zijn niet onze ouders gebleken te zijn, ze werden ook maar gestuurd…’
‘Gestuurd door wie of wat?’
‘Door die genen….’ fluisterde hij discreet.
‘Die genen?’
‘Juist, geweeskundig zijn wij wezen, wezens van ruim!’
‘Wat bazelt u nu taalwar, hoezo ruimtewezens?’
‘Neenee, huiver niet maar luister wel, wij zijn ruim wezens, dat is geweeskundig bewezen!’
‘Hou op, ik wil naar huis!’
‘Juist, u bent er geweest…. thuis bedoel ik!’
‘Wanneer mag ik hier weg of moet ik soms eerst genezen?’
‘Nee, genezen doen wij hier niet en helen al evenmin, er is niets stuk, dit is alleen maar het begin!’
‘Het begin van wat? Ik ga, het is wel genoeg geweest zo.’
‘Het was mij eveneens een genoegen, niemand heeft u hier gedwongen te komen.’
‘Nou bedankt dan, ben ik nu gewezen verklaard?’
‘Nee, gewezen zijn is onverklaarbaar, maar welkom thuis en nu wegwezen.’
Snel maakte mij uit de voeten, raakte verward in de lakens en ontwaakte in de vervolgdroom die leven heet.
Geurloze logica
Wat ruik je lekker lieverd.
Je ruikt mij toch niet, je ruikt Allure.
Jouw luchtje is ook heel lekker.
Vind je niet dat ik stink?
En dat ik je daarom Allure heb gegeven?
Als ik lekker rook dan zou ik toch geen odeur nodig hebben?
Daar zit wat in, goed dan, je stinkt, maar dankzij Allure komt jouw eigen lucht veel beter tot zijn recht.
Daarom hou ik zo van je, vanwege dit soort redelijke redeneringen.
Hoe weet je dat nou?
Ik herken ze omdat ze geurloos zijn.

Voelsprieten
De uitzondering zou slechts de regel bevestigen.
Uitzonderingen vormen zelf een wetmatigheid van creatieve evolutie. Het is de voelspriet waar evolutie mogelijkheden mee aftast.
Evolutie laat zien dat uitzonderingen regel worden.
Dankzij deze voelsprieten ontsnapt het leven aan eenvormigheid en eenduidigheid. Ook wetten evolueren, aldus de wet van Bor van Geenen. Overbodig te vermelden dat ook deze wet zich voortdurend aanpast.
