Kunsteenden

Mijn zoon van acht wilde altijd met mijn Rietveld eenden spelen omdat het niet mocht. Eindeloos probeerde ik hem uit te leggen dat het kunsteendjes zijn, vergeefs. Een kunstvitrine is geen etalage.
Op een kunstveiling heb ik ze verworven,
ze bleven over, ik was de laatste bieder.
Ik viel meteen als een blok voor dit kubistisch
speelgoed en herkende onmiddellijk de hand van de minimale meester erin. Rietveld maakte ze voor zijn dochtertjes.
Wat een mooie bijwerking van mijn speelverbod is is het feit dat mijn achtjarige
zoon een enorme voorliefde voor abstracte kunst heeft ontwikkeld. Hij verzamelt zelf nu ondefinieerbare voorwerpen die nergens op lijken maar waar je alles in kunt zien. Het speelverbod heeft hem blijvend speels gemaakt.

Het verbod is een prachtig gereedschap om aandacht mee te scheppen, voor wat dan ook.

Somber weer

Het weerbericht klonk aandoenlijk:
‘Volgende week wordt het somber weer!’
Vlak daarvoor was net het brekende nieuws gelanceerd:
‘dat dierentuindieren voortaan geen naam meer zouden krijgen, het zou ze alleen maar vermenselijken’.
Mensen zijn toch verwarde dieren, een diergaarde was toch bij uitstek iets menselijks, door en voor mensen.
Ik zag Henk-Jan de Andescondor meteen al onnoemelijk sip kijken naar Sigourney de Dromedaris.
Dieren hebben het recht om onmenselijk te worden behandeld
en het weer heeft recht op depressie met hier en daar een slechte bui.

De dierverzorgers in de beestentuin riepen diezelfde dag nog: ‘Hee, jij daar met die strepen, moet je nog stro met een beetje bix derbij, en ‘Dingetje’ met die kieuwen, nog even slokje water?

Zo werd in een handomdraai de dierenwereld verbeterd door een simpele ontnaming, X de weerwolf jankte onnederlands gepassioneerd.
Maar de zon scheen, erg blij te schijnen, ondanks het weerbericht.

Even dacht ik: zou het geen maatregel tegen het schuldgevoel zijn dat we voelen als we oog in oog staan met onschuldig veroordeelde gedetineerde dieren in onze gevangenissen. Maar dat is natuurlijk onzin, probeerde ik te denken.

Inforuis

Vergeten verlies en vernietiging zorgen ervoor dat we niet omkomen in de dingen. We komen om in de tienduizend maal tienduizend dingen.
De kelder, garages en zolders liggen vol met dingen of wat erop lijkt. Wat voor dingen doet er feitelijk niet toe, want het is teveel om te bevatten.
Dat geldt ook voor kunstvoorwerpen, de museummagazijnen met collecties puilen uit. Boekenkasten, cd-collecties, bovenkamers vol herinneringen, archieven… Alle hoop was gevestigd op digitaliseren, gelukkig hebben we de foto’s nog… Maar gedrukt papier blijkt nu duurzamer dan een harde schijf.

Er lijkt nu iets anders nodig, een samenvatting.
Een Ark van kurk die blijft drijven op de oceaan van vergankelijkheid.
Gaan we terug naar de orale traditie, mondelinge overdracht van de meest essentiële zaken, terug naar het lopend vuurtje van begeestering? Ergens zal dit informatietijdperk moeten overgaan tot reflectie: Wat is het waard om te worden bewaard?
Wat kunnen we achterwege laten?

Vanuit de natuur gezien hoeven helemaal niets te ondernemen om te conserveren.
De natuur in en om ons is onafgebroken aan de macht, haar essentie zal vanzelf overblijven, dat is namelijk haar oorspronkelijke natuur, moeiteloos onverwoestbaar. Al onze informatie is in haar oren niets dan ruis.

Natuur zijn is de beste opslag.

Openbare mystiek

Er is een voorzichtige openbaarmaking aan de gang van mensen die geinspireerd zijn door een mystieke ervaring. Tijdens hun leven hielden ze dat zoveel mogelijk geheim omdat de mysticus in de geschiedenis vaak vervolgd is.
Gekverklaard worden was nog het minste, vermoord worden was de regel.
Van kunstenaars wordt mystiek iets makkelijker gedoogd zolang het maar niet zichtbaar is of wordt geironiseerd.
Piet Mondriaan leefde en creëerde vanuit een authentieke eenheidservaring zo leert een studie van Jan Bor.
Zijn werk is een directe uitkomst van zijn inzicht.
Ook dichter/schilder Lucebert, zo blijkt uit een dikke ‘close reading’ studie van Jan Oegema.
Deze studie blijkt vooral een beschrijving van hoe diverse poezierecensenten al die voorbije jaren om de hete brij heen hebben gedanst. Men blijkt doodsbang te zijn geweest voor die eenheidservaring alleen al om daarmee geassocieerd te worden, want wie het herkent is zelf besmet.
Wat maakt deze studie zo dik?, de angst. Spreken mystici onder elkaar dan hebben ze aan een half woord al genoeg. Een boek over mystiek door een ervaringsdeskundige geschreven is flinterdun. Één ervaring maakt duizenden boeken overbodig.
Voor de wetenschappelijke kerk is het interessant op te merken dat de quantumonderzoekers: Einstein, Bohr, Heisenberg en Pauli zich zeer verwant voelden met mystici, een verwantschap die niet anders kan zijn ontstaan dan door eigen intuitie en directe ervaring.

In de wolken

Mist is een witte nacht.
‘Dit is nu de hemel op aarde neergedaald’,
zegt de weerman op tv, als een meteorologische dominee.

‘We zijn nu letterlijk in de wolken’ preekt hij,
‘beperkt zicht, behoedzaamheid is geboden,
houd afstand, kans op filevorming’

Mist als moderator van het menselijk verkeer.
Religie is leven met de voet op de rem, handje aan de vangrail,
luisteren naar de gladgeschoren weerman.

Ruimteschip

Tijdens de nachtvlucht
lijkt de aarde een oplichtend ruimteschip
in de duistere zee van ruimte.

Niemand die ons, voortvluchtige bemanning,
staande houdt en vraagt:
‘waar gaat de vlucht naartoe, is het noodzaak of een luxe vlucht naar geluk.

Laat ons asiel aanvragen in de ruimte,
laten we daar onmiddellijk de taal van stilte leren spreken en met gesloten ogen de donkere nacht inlopen om het enige licht nog beter te zien en te zijn, zonder vergunning.

Vluchtgegevens

‘Do you want a jellaba?’ vraag ik aan de roodharige magere Syrische jongen. ‘No no, please no jellaba……jeans please’ grijnst hij.
Zijn zwaargespierde vriend zoekt een schoon T-shirt en ondergoed in de stapels kleding. Ik stel een wit exemplaar voor.
‘No, black, black is better’
‘Ok, back to black’
Het Koerdische gezin dwaalt verweesd door de rommelig gesorteerde kledingopslag. Vader is verdwenen in zijn mobiele scherm, moeder spreekt bekommerd Koerdisch tegen mij en begrijp niet dat ik haar niet begrijp. Ik begrijp haar.
Ze lijkt een pyjama te zoeken voor de nacht, maar niets wat ik toon is het gezochte. Haar kind huilt dwalend om haar.
‘Vluchten is in zeker zin nog een luxe, denk eens aan degene die niet kan vluchten’ zegt de vrijwillige vrijwilligersbegeleider.
Een verse groep vluchtelingen komt de ruimte binnen en willen niet eten, niet drinken maar hun mobieltjes opladen. We zitten hier samen opgesloten in een stenentijdperkcommunicatie als de technologie geen vertaling geeft in steenkolennederlands. Er lopen hier tolken rond die zeven talen spreken maar amper nederlands.
Normaal is hier opvang voor verslaafden, eveneens vluchtelingen, alleen vragen zij asiel aan in niemandsland. ‘Kan er iemand even naar de nachtwinkel om babyvoeding te kopen’ , voor de vluchteling van twee weken oud, op de vlucht geboren. De roodharige jongen gebaart of ik rook.
‘No, sorry, I don’t smoke, but I drink’
‘Also good!’ zucht hij met een hemelse blik.
Hij smacht naar ‘a lot of wodka’
We drinken water uit plastic flesjes, doen alsof het wodka is.

Onze vuilnisbelten zijn een luxe voor wie nog nooit iets heeft gehad.