Domeinenrijk

‘Het transcendente is dood’ , hoor je wel eens zeggen…

Er zijn domeinen, domeinen van zijn.
Het bestaan is het rijkste rijk met talloze domeinen, waar je op inzoomt groeit. Wij zijn dit rijk van zijn, wij zijn deze staat waarin alles bestaat. Deze staat van zijn is grenzenloos. De domeinen zijn omgrensd, door een vage, poreuze omlijning, zoals de contour van een regenwolk. Een grijs gebied van overgang, een niemandsland dat overgaat in het domein van de hemel. Elk mens lijkt een apart wolkje in het domein van de hemel.
Domeinen kennen geen nivo’s, ze omvatten elkaar of worden zelf omvat door uitgebreidere domeinen. Zo werkt het rijk der domeinen, met het omvangrijke.
Het bijzondere is dat alle domeinen moeiteloos naast elkaar bestaan, in elkaar, door elkaar. Moeiteloos en gelijktijdig, zonder strijd.
Het poëtische domein naast het filosofische naast het materiële, het geestelijke, het literaire, het muzikale, het wetenschappelijke, dierlijke, plantaardige, het historische, het fictieve, het hysterische, het euforische, het creatieve, het destructieve, het rationele , het intuïtieve, het geniale, het machinale, het biologische, het sub-atomaire, het intergalactische, het vegetarische, het omnivore, het nomadische, het architectonische etc…het eindeloze en het beperkende…
Wat is transcendentie anders dan het vrij reizen door alle domeinen van het zijn?
Reizen zonder tijd, gelijktijdig in alle domeinen verwijlen en daarmee alle beperkingen overstijgend.
Het wonder van het gelijktijdige verklaart waarom het transcendente zich alleen maar in paradoxale taal kan uiten om enigszins recht te doen aan de totaliteit.
Iedereen heeft toegang tot dit vrije reizen.
De regenwolk hoeft alleen maar te zien dat ze altijd al van hemel is geweest.

Wie transcendentie doodverklaart, heeft zich kennelijk binnen één domein opgesloten. Hard roepen dat het zo is en niet anders versterkt de virtuele begrenzing.

Homo Fluïdum

Zie je dat schilderij, het is toch net echt?
Ja, nou je het zegt, dat is wat ik me bij die realistische schilderijen vaak afvraag…
Wat vraag je me af?
Of een realistisch schilderij beter kan zijn dan hetgeen dat ze afbeeldt?
Hoezo beter?
Nee, ik bedoel of het echter kan zijn dan de realiteit zelf of realistischer dan …
Maar het schilderij is toch even reëel dan dat wat ze poogt af te beelden?
Ja, maar er is een verschil, het schilderij staat stil terwijl het leven een fluïdum is, alles verandert vloeienderwijs.
Het schilderij verandert toch ook, het wordt vuil, de kleuren veranderen door inwerking van zonlicht, er ontstaat craquelé….en soms komt die saaie man met het stanleymes…
Je hebt gelijk…en wij veranderen natuurlijk ook.
Zeker, onze ogen worden slechter, onze hersenen raken vervuild door al het voorgaande wat we hebben gezien. Ja, zo gezien…wat is het schilderij zonder ons?
Wij maken het schilderij weliswaar niet, maar we maken het af met onze blik.
The finishing touch…scheppen zonder je handen vuil te maken.
Maar bij portretkunst treft mij wel vaak een gevoel van onrechtvaardigheid.
Verklaar je nader…
Wel, dat iemand gereduceerd wordt tot dat ene beeld, een mens van vlees en bloed met hart en ziel.
Dat kan ik wel meevoelen, het is verschrikkelijk om door een ander gedefinieerd te worden…of door jezelf.
Ik moet altijd denken aan die portretschilder die zijn modellen verweet dat ze niet op zijn portret wilden lijken, ze veranderden steeds van mening, van pose, van blik, van humeur, van gezichtspunt…waar je bij zat.
Homo Fluïdum?

Kiezerrijk

Het gebeurde gewoon dagelijks, op klaarlichte dag in het keizerrijk, mensenrechtenschendingen. Een openbaar geheim in een land dat zich erop liet voorstaan overal ter wereld de mensenrechten te verdedigen.
De slachtoffers waren met familienaam en toenaam bekend. Hun leven was een soort openbare terechtstelling, veroordeeld zonder enige vorm van proces. Waar ze dit wrede privilege aan te danken hadden was een vraag die bij wet tot taboe was verklaard. Wie de vraag stelde werd als landverrader gezien.
Ze werden met gouden lepels in de mond geboren, maar zoals bekend; lepels kun je niet eten. Ze leefden in gouden kooien, voor de sier, om te worden getoond aan het volk.
Het was de meest luxueuze mensenrechtschending ooit vertoond. Het leek er op alsof het volk er trots op was zich deze ‘luxe schendingen’ te kunnen veroorloven.
De slachtoffers werden nooit gehoord, de keizer kreeg enorme sommen zwijggeld om zijn pijn -nooit vrijuit te mogen spreken- enigszins te verzachten. Compensatie is echter altijd een giftig surrogaat voor het ‘echte’…
Wie waren dan die mensenrechtschenders die de keizer en zijn familie belette te spreken? Het volk had het op hen gemunt.
Mocht de keizer overlijden dan werden zijn kinderen gedwongen om in zijn voetspoor te treden, een nieuwe lijdensweg in te slaan. Pas na de dood van de keizer werd bekend hoe hij had geleden en hoe waardig hij zijn lijden had doorstaan. Het volk smulde jaren later nog van de pijnlijke details.
Het volk had ervoor kunnen kiezen om hun keizerrijk in een kiezerrijk te veranderen en zo een einde te maken aan de mensenrechtschending, maar het leek of ze geen keus hadden.
Met dit wrede sprookje leek het keizerrijk zich van alle andere landen in de wereld te onderscheiden. Wat was het volk nog zonder Keizer? Is onderscheidingsdwang niet de bron van het meeste leed?

Afgeschermd

De herfst is een compleet achterhaald concept, dat is toch niet meer van deze tijd.
Net als de dood trouwens, dat ouderwetse residu van vroeger tijd. Hoeveel reclame ze ook verspreiden die bomen met hun overdreven bladval, wij geloven er niet meer in, wij laten ons dat pathetisch gesterf niet meer aansmeren. Niet kijken, niet kopen.
We hebben wel wat beters te doen op onze platte schermwereld.
Bladeren worden preventief geruimd, als vuil opgezogen door de witte rijdende stofzuigers, die meedogenloos de straattegels teisteren met hun stalen borstels, om ook dat kruiperige mos adequaat af te voeren.
Naast de man met de zeis is ook de man met de bezem uit het straatbeeld verdwenen.
Er wordt hard gewerkt aan bladhoudend loof en zaadloze bomen, dat geeft maar troep.
Terwijl ik vijf meter naar mijn auto loop breek ik mijn nek bijna over een verdwaalde walnoot.
De wildernis in optima firma.

Sneuvelbereid

Sneuvelen, niet door granaatscherven of door instortende nieuwbouw.
Gewoon bedaard, rustig sneuvelen, dat je er stil van bent.
Liefst hoogbejaard, gezellig keuvelend over niets in het bijzonder.
Verwijlen in het zomaar ergens in grasduinen.
Anoniem rondsnuffelend sneuvelen tussen al dat andere naamloze, dieren, planten, bomen, dingen.
Rondsneuvelend tussen al wat voor zichzelf vanzelfzwijgend naamloos is.
Lui luisterend sneuvelen aan die melodie van zorgeloos overbodig zijn, die grondtoon van onnodig verpozen onder zich oplossende wolken.
Dit is mijn laatste en eerste wil: behoedzaam traag sneuvelen.
U moet het mij niet euvel duiden of misschien ook wel,
als ik zeg dat het anonieme synoniem is met de oorspronkelijke natuur.
Het leven mag geen naam hebben, daar is het veel te mooi voor.
Dode vrede heeft een naam. Levende vrede heet geen vrede.

Wreed feest

Mijn zoon van acht kon niet slapen, het feest van de machinale muziekindustrie denderde de hele nacht over de daken van onze woonwijk.
Hij hoorde oorlogshandelingen in het dreunende feestgedruis.
De avond ervoor had hij op het journaal de oorlogsindustrie in vol bedrijf gezien die de laatste brandhaard aanwakkerde.
‘Wat is een wereldoorlog?’ vroeg hij.
Sinds de Tweede wereldoorlog -dit mag nooit meer gebeuren- is er altijd wel ergens een oorlog aan de gang in de wereld, dacht ik terwijl hij wachtte.
‘Wat is een wereldoorlog?’ vroeg hij nogmaals.
Ik deed een schamele poging;
‘In een wereldoorlog doen meerdere landen mee, het is een wreed soort van feest dat de vernietiging viert met echt vuurwerk, na afloop weet niemand meer waarom het begon…’ Ik schaamde mij voor mijn laffe antwoord, dat ik het weer had laten gebeuren na de tweede…
‘Je kunt zeker geen oorlog voeren tegen oorlogen, dan krijg je meer van hetzelfde?’ vroeg hij nuchter.

Ooit werd onze rust denkbeeldig verstoord op het Waddeneiland omdat we het geluid van de ringweg meenden te horen, de eeuwig stromende ringweg die onze stad omzoomt bleek niets minder dan de grote zee te zijn die aan het ruisen was.
Thuis in de stad horen we de ruis van rubber op asfalt en maken elkaar nu wijs dat het de branding is. Zo stellen we elkaar gerust.
Auto’s en golven lijken geruststellend veel op elkaar, klankrijm.

Minder geruststellend is aan zo’n jongen uit te moeten leggen dat na de tweede wereldoorlog de oorlog gewoon is doorgegaan in een industriële oorlogsvoering, gevoerd om economische macht van een kleine minderheid.
Nu de muziekindustrie is uitgewerkt lig ik wakker, denkend aan de zoon van acht die ik was en aan alle volwassen mannen die ooit zonen van acht zijn geweest en nergens voor sneuvelen.
Mijn zoon slaapt, gesneuveld in het gevecht tegen de slaap.

Stil nachtruim

Schrik niet lezer, ik ben het maar…de Ruimte.
U hebt misschien wel eens van mij gehoord…?
(Dat wat verzuimt te zijn en daardoor alomtegenwoordig is).
Ik moet u iets vertellen…wellicht bekennen…
Zonder u als getuige was ik nergens en dankzij u ben ik nergens niet!
Ik geef toe, het klinkt wonderlijk en dat is het.
Waar u ook bent daar strek ik mij uit in alle windrichtingen ver voorbij alle einders.
En bevindt u zich ‘binnen’?
Weet dan; ik ga rustig door muren heen…moeiteloos door bergmassieven.
Ook daar ben ik om gelegenheid te geven aan het roerloze zijn of aan beweging.
U moet weten; ik ben niet verschillend van de Stilte…en samen met haar zijn wij niet verschillend van het diepste duister, dat verborgen gaat achter haar schuilnaam; de Nacht, dat fluwelig tastbaar zachtste zwart.
Denkt u daar eens aan op het moment dat u ergens een grenslijn trekt of een hek neerzet.
Ben ik het bodemloze land waar u zou willen wonen?

En als u mij niet kunt volgen en denkt; ‘Wat bezielt die ruimte?’
Dan kan voor ons alledrie spreken als ik zeg: ‘Het Licht, dat is wat ons bezielt’.