Slaapwinst

Weet je hoeveel kostbare leeftijd we verslapen?
Gemiddeld acht uur per dag, ongeveer éénderde van de dag?
Dat is dertig jaar als je negentig wordt.
Inderdaad, je zou je leven met dertig jaar verlengen….
Als je wakker kon blijven.
En dan?
Je zou dertig jaar meer meemaken.
Maak je nu dan niet genoeg mee dan?
Weet ik niet, maar ik zou die dertig ongeleefde jaren goed kunnen gebruiken. Waarvoor dan?
Om de achterstand in te halen, al die boeken, films en muziek waar ik niet aan toe kom, die hele bucketlistshit.
Je wilt dus gaan concurreren met de wet van de versnelling, meer beeldjes per seconden, meer beats per minute, meer papillen op je tong, meer handen om de tijdgeest te masseren? Heb jij dat dan niet, het gevoel dat je zoveel mist?
Zeker wel, maar ik mis veel door de versnelling, dus de dingen die ik doe doe ik langzaam en aandachtig om het helemaal te kunnen doorleven, directe ervaring met heel je wezen vraagt een bepaalde vertraging.
Maar als je niet zou slapen dan zou je toch ook veel langer langzaam kunnen beleven? Je vergeet de verwerkingstijd die je geest nodig voor al die nieuwe indrukken. Dus jij gooit dertig jaar van je leven zomaar weg?
Ik geniet van de slaap, de slaap is de broedkamer van het geestelijk leven. Wat moet er worden uitgebroed?
Het ei van de betekenis, zonder slaap geen betekenis, net als de dood. Ben jij dan niet bang voor de dood?
Nou, ik leef ernaar toe door steeds meer te vertragen, dat maakt de overgang heel geleidelijk. Hoezo geleidelijk, ben je nu dan niet al een beetje dood?
In zekere zin wel ja, maar de grap is dat het leven eeuwig lijkt te duren, het leven is nu tijdloos. Wat bedoel je daarmee?
Dat het dan niet uitmaakt hoe oud je wordt, hoeveel tijd je verslaapt of wat je denkt te missen. Wat een raar gesprek, wat ga jij nu doen?
Ik begin de dag met het luisteren naar een oud meesterwerk of ik herlees een oude meester. Dat kun je ook tegelijk doen!
Nee, nooit tegelijk.

Kofferloos

Ik zag de reclame over die koffer waar een olifant op kan stampen en zag opeens de lifter voor me die mij ooit op sleeptouw nam. Toen hij instapte deed mijn auto niets meer. De auto bleef achter in de berm. Even later stonden we samen op een vluchtheuveltje te duimen terwijl hij uitweidde over kunsttheorieën. Als student kunstgeschiedenis was hij onderweg naar Parijs om veldwerk te verrichten voor zijn promotieonderzoek over van Gogh.

Na lang duimen stopte er een ronkende tractor met aanhanger.
We mochten in de aanhanger staan waar schapenmest in vervoerd was.
Ik wilde wel mee maar de lifter voelde zich te goed voor de mestkar. De boer begreep het en beloofde dat hij ons met de Mercedes zou ophalen. Na een uur wachten geen boer te zien. We verdachten hem van ironie of cynisme.
We liepen verder over de landweg de nacht in. Plots werden we verblind door koplampen van een bejaarde Mercedes. De boer verontschuldigde dat hij zo laat was.
De ouwe kar wilde niet meteen starten. Op zijn boerderij werden we onthaald door zijn roedel honden, als oude vrienden. De boer trakteerde ons. De lifter was de volgende ochtend zomaar verdwenen, zonder bericht.

De volgende dag sleepte de boer mijn auto naar een garage. Ik vervolgde mijn weg, na Parijs pikte ik een dag later dezelfde lifter op. Hij biechtte op geen student te zijn maar rijke telg uit een adelijke geslacht. Ik vroeg  hem waarom ik hem zou geloven.
Hij toonde mij grijnzend zijn glanzende creditcard in een lederen foedraal. Toen hij onderweg moet pissen ben ik weggereden terwijl hij tegen een boom stond. Ik zag geen enkele reactie in de achteruitkijkspiegel.

Was ik jaloers op een fantast die op grond van familiefortuin levenslang zonder bagage kon reizen, vederlichte expedities? Natuurlijk, geboren worden met een carte blanche, wat wens je nog meer. Elk moment het overbodige achter je laten en het hoogstnodige, vers kopen.
Er bleef één raadsel over: waarom had hij zijn studie verzonnen? Hij vertelde mij details waarvan ik het bestaan niet kon vermoeden. Hij had culturele bagage, die natuurlijk even licht weegt als rijke fantasie.

Hergebruik

Wat doe je?
Niets.
Je zit op tafel?
Ja, de stoel fungeert even als kledingrek.
Maar er staat ook een kopje op, een boek, een klokje.
Ja, ‘snachts doet het dienst als nachtkastje.
Waar is de matras?
Daar achter op de grond, het bed zakte door, de grond ligt beter.

En het bedspiraal?
Staat in de tuin, als trampoline voor de kinderen.
Maar je hebt geen kinderen.
Nee, maar de buurman wel.
Buurman? Je hebt een vrijstaand huis!
Ik bedoel natuurlijk de eerstvolgende boerderij, daar bij dat bomenbosje.

Hoe vaak zie je je buurman dan?
Nou, zelden, hij werkt op een booreiland.
Dus zijn kinderen zien hem ook weinig?
Klopt, daarom komen ze vaak hier buurten.
Waarom werkt-ie dan zo ver weg, op zee?
Om hier te kunnen wonen, het werk betaalt heel goed en hij geniet van het ruige zeebestaan.

Maar hij kan hier nooit zijn!
Ja, maar zijn kinderen wonen toch hier.
Ze hebben toch wel een moeder mag ik hopen?
Hij is gescheiden, zijn oude moeder zorgt voor ze.
Wat een drama zeg.
Helemaal niet, de kinderen zijn dol op oma, ze is er altijd.

Maar ze hebben geen vader.
Ze hebben mij toch?
Maar wat weet jij nou van opvoeding?
Niets, daarom gaat het mij zo makkelijk af, ik kan lezen en schrijven met die kinderen. Hoe kun jij je trouwens veroorloven om hier te wonen?
Ik kon geen hypotheek krijgen, nu zit ik hier als kraakwacht, sinds de crisis is deze boerderij onverkoopbaar.

Bergfilosoof Füssli

Besneeuwde toppen zijn schitterend gezien vanuit het dal.
Uiteindelijk is de top oppervlakkig, de diepte ligt in het dal besloten.

Alles stroomt samen in het dal, een open mengvat.
De berg werkt als een zeef die het water van de emoties zuivert.

Het dal gaat aan de berg vooraf, zonder berg is er nog steeds een dal. Het ravijn tussen de planeten bezielt het dal.

Het dal verlangt niet naar de top, het is gelukkig in zichzelf, ze ontvangt om het even wat, het blijft onaangedaan gastvrij.

Uiteindelijk zal de hoogste top het dal bezoeken, niet andersom. De berg wordt alleen maar minder, ze slijt bergafwaarts

De absolute top wenst een geslepen kiezel in het beekje te zijn. Het bergpad is een drooggevallen beekje, de meest directe weg omhoog en omlaag.

De grot is de baarmoeder van de ziel, waar de filosoof het blinde zien leert kennen.
Het grootste verlangen is altijd het meest onmogelijke, voor de berg is dat vliegen.

Vallen is een mooi surrogaat voor vliegen, de geest in vrije val komt overal. Het ravijn is de overgave van de berg, het hoogst haalbare is vallen.

De gletscher is het grote verhaal dat zich langzaam aan het dal mededeelt, haar boodschap is traag en helder: Smelt!

Het dal is in feite één groot oor, ontvankelijk.
De ziel van het dal heeft de leegte als bedding.

De menselijke geest is als de bergwind, ze is nergens niet.
Ze kan overal plots opsteken of gaan liggen.

Dit zijn enkele citaten uit ‘Mon Maître de la Montagne’ van bergfilosoof Montel Füssli, Engadin 1955-? (Füssli is in 1990 als vermist opgegeven, na een bergretraite) Harde filosofische leerstellingen zal men bij Füssli vergeefs zoeken.
Hij drukt zich louterend uit in een poëtisch/aforistische stijl. Zijn hele oeuvre, één dun boekje, heeft hij opgedragen aan de ongenaakbare Eiger, die hij als zijn leermeester beschouwt. Vermiste mensen lijken eeuwig in leven te blijven, zolang hun dood onbewezen is.

Geesteskind baart vader

Dirk heeft geen moeder, alleen een geestelijke vader. Hij oogt knullig, is door het leven getekend en vaak uitgegumd. Zijn oog is een stipje, z’n mond een lullig streepje, z’n oor een krul. Levend in het platte vlak, strak ingekaderd beweegt hij zich stijf  en schokkerig van het ene naar het andere kader. Dirk is extreem mager, zo dun als een bladzijde, eigenlijk zo dun als drukinkt. Tijd bestaat voor hem niet, alle momenten van zijn leven bestaan nu, gelijktijdig naast elkaar. Dirk heeft niet veel tekst nodig om zijn punt te maken. Grote tekstballonnen benemen hem de adem binnen het nauwe kamertje van het kader. Zijn vader betekent alles voor hem, bierviltjes e.d. die voorziet hem van gedachtengoed.  Zonder Dirk heeft vader niets te betekenen en niets te zeggen. De geestelijk vader is een lijntrekker, hij doet zelf nooit iets en schuift alles in de schoenen van zijn geesteskind. Zoals zoveel kinderen maakt Dirk het onvervulde verlangen van zijn vader waar. Dirk staat dagelijks in de krant tot hij te ver gaat. Lezers zijn beledigd en dreigen de krant op te zeggen. Vader moet excuses maken voor de uitspraken van zijn zoon. In de volgende strip scheldt Dirk zijn vader uit voor lafaard. De vader zwijgt en stemt toe.

Publieksliefde

De baby werd Rimbaud genoemd, een vette knipoog naar de Franse dichter.
Het publiek volgde de hele bevalling van moeder Babar op de voet en smolt bij de presentatie van de zwaarbehaarde baby. In diezelfde periode had de diergaarde van de lichtstad een publiciteitsstunt;
Een kooi ingericht met een empire-bureau, stro op de vloer. In de kooi was een jonge dichter opgesloten die door het publiek werd gevoederd. ‘Alleen voederen met woorden’ stond er op het bord. Van die woorden kon hij ter plekke een gedicht fabriceren.
Een poëtisch wild dier waar het publiek woorden naar riep of geheime woorden verborgen in propjes papier naar gooide. De gekooide dichter gaf de jonge olifant de naam van zijn grote voorbeeld.
Na een paar jaar was de grootste vertedering er wel van af, Rimbaud begon te stieren. Eerst wat baldadig vertoon, gooien met emmers en eten, de oppasser omduwen.
De zware puber liet zich niet meer zomaar leiden en werd onhandelbaar. Nadat een oppasser tegen de tralies werd geplet, 4 gebroken ribben, werd hij tot Rambo herdoopt.
De dierentuindirectie zat er erg mee verlegen en schaamde zich voor het publiekelijke
wangedrag. Het publiek keerde zich af. Rambo moest worden overgeplaatst, tussen een kudde mannetjes voor heropvoeding.
Voortplantingsdrift is een oerkracht die omslaat in destructief stieren als het niet wordt gekanaliseerd. Het is vast niet voor niets dat in de menselijke bronsttijd de meeste bushokjes sneuvelen, (hufterproof veiligheidsglas)
De poëziestunt bleek veel bezoekers te trekken, de gedichten werden gebundeld onder de titel: ‘La Peau et Cie’ , vrijwel zonder uitzondering liefdesgedichten.

 

 

Tot vervelens toe

De beroemdste inwoner van Zaventem leefde anoniem als een heremiet in het belastingparadijs. Alleen de paarden van zijn manège konden hem nog normaal benaderen. Dieren koesteren gelukkig geen enkel ontzag voor reputaties.
Hij had ooit een hitje gescoord dat in alle talen was uitgebracht, hij was er zomaar door binnengelopen. Een onbenullig liedje dat je niet meer uit je kop kreeg als je er aan blootgesteld was. Hij kon het niet meer horen en wilde er niet meer aan herinnerd worden.
Mozart stierf arm als een luis, het wonderkind. In een brief aan zijn vader schrijft hij
dat hij die nacht in één euforische flits een heel deel van een symfonie heeft gehoord en direct als orkestpartituur heeft genoteerd, in extase.
In Zaventem leefde de steenrijke coryfee vanuit het kikkerperspectief, alsof hij aan de grond zat, luxueus omheind. Eens per jaar ging hij naar Zwitserland naar dezelfde plek waar hij vroeger met zijn ouders wandelvakanties hield, alleen maar om te wandelen.
Het kwam dan ook als een volslagen verrassing, toen hij de eerste keer de kabelbaan nam en een gondelpsychose kreeg. Het begin ging nog wel maar toen de gondel
precies tussen de top en het dal bleef hangen werd hij helemaal gek, hij wilde eruit. Hij morrelde opstandig aan het schuifdeurslot.
Zijn medepassagiers konden hem met moeite tot rust manen door bovenop hem te springen, de gondel schommelde vervaarlijk boven het dal. Het elektrisch systeem was even gestoord.
De top had hij al eens bereikt, het dal kende hij ook goed, maar in het midden sloeg blinde paniek toe. Hij beweerde later dat het hitje in de cabine had geklonken als achtergrondmuzak, wat niet kon omdat er geen stroom was…
Sindsdien bleef hij trouw aan de grond. Hij begon een bejaardenstal voor kreupele renpaarden en mishandelde ezels. Uit piëteit laat ik zijn naam hier achterwege, u kent hem vast wel, maar het is beter voor hem zo.
Telkens als ik het hitje hoor denk ik aan dit verhaal. Onderwijl zing ik een lukrake dodekafonische melodie om het deuntje kwijt te raken.

Mozart hield niet van wandelen met zijn ouders ’tot vervelens toe’ klaagt hij in een brief. Hij hield meer van snelle glanzende postkoetsen, 4Pk.

Hooispeld

Een verhaal schrijven is het vinden van een speld in een hooiberg.
De hooiberg bestaat uit ontelbare zinloze feiten, (let wel; het zinloze vertegenwoordigt een broodnodige voorwaarde voor welke betekenis dan ook) We spelden betekenissen op onze mouwen.Voor het vinden van een speld is een metaaldetector wel behulpzaam. Niet begrijpen werkt als een magneet op betekenissen.
Zodra de lezer, (de schrijver is de eerste lezer) twee zaken niet kan rijmen gaat
het vraagteken van zijn geest onmiddellijk aan het werk om verbanden aan te leggen.
Bijvoorbeeld als ik nu verder schrijf over een mier die postbode is in een mierenhoop en voor het bezorgen de brieven leest omdat niemand hem ooit een brief stuurt.
Dan wordt meteen de vraag opgeworpen wat die hooiberg met de postbode te maken heeft. Dat is nog te doen, maar wanneer ik nu begin over de sterren die als zilveren spijkertjes in het hemelgewelf zijn getimmerd. Dan roept dat meteen de timmerman op die blinkende spijkertjes verzamelde uit de hooiberg voor hij ze een voor een in het universele plafond sloeg.
De strekking van het verhaal zou dan zijn; Het staat in de sterren geschreven. Het zinloze plafond staat gelijk aan het ondoorgrondelijke mysterie. Een steelpannetje of een grote beer geeft wat houvast.
De vraag is alleen: wat doet die beer in hemelsnaam met dat pannetje? Steelt hij het?

(Ergo, verhaalkunst komt voort uit het talent van het niet begrijpen)

Mengvat

Wat mensen allemaal niet kunnen zijn:
zoetekauw, altviolist, omnivoor, amateurschaker,
zwaar verkouden, werkloos, nietwesters antropoloog, aseksueel, beestachtig, xenofoob, orthodox-atheïst, vader, boos, vrijwilliger, drugsverslaafd, kleptomaan, maagpatiënt, goede verstaander, zwitser, zoogdier, euroscepticus, suikeroom, mensachtige, huiseigenaar, automobilist, korfbalvirtuoos, provinciaal, kosmopoliet, broodverbeteraar,
kinds, alpinist, slechte verliezer, opportunist, multiresistent, ongeleid projectiel, hoogopgeleid projectiel, onnavolgbaar, flegmatiek, sloddervos, fantast, sportvisser, supporter en ga zo maar door.
Al deze ‘dingen’ kunnen zelfs verenigd zijn in één persoon.
Zoiets noemt men een vat vol tegenstrijdigheden, onterecht, want alles kan moeiteloos naast of na elkaar bestaan zonder strijd.

Bovendien worden naar al deze ‘zaken’ verwezen met het woordje ‘is’ dat staat voor het domein van het zijn, terwijl deze zaken zich louter afspelen in het domein van het hebben. Wat je hebt kun je nooit zijn. Het hebben aanzien voor zijn blijkt een hardnekkig gezichtsbedrog.