Koffiekat

Het is een sterk verhaal dat de Heren van Heenvliet zich door de molenaars lieten betalen voor de wind die over hun landerijen naar de wieken waaide. De molenaars betaalden jaarlijks zes guldens en een koppel goede eenden. Dit is een historisch vastgelegd verhaal, echt gebeurd, zo rond 1600.

De molens maalden koffiebonen. Waaide het dan geurde de achterliggende polder
naar verse koffie. Er was in die tijd nog geen regelmatige aanvoer van bonen, af en toe
werd er een schip uit Mokka gelost met koffie. Koffie was een onbetaalbare luxe door de schaarste. De bewoners van het achterland kwamen vanzelf op het aroma af. Het was sterke koffie omdat ze zo fijn gemalen was. Hoe fijner hoe sterker. Het volk stond in de wind te genieten van de heerlijke Mokkageur.
De Heren van Heenvliet zaten in hun herenkamers te nippen van het inktzwarte vocht. Heerlijk zo duur. Koffie moest men nog leren drinken.

De koffiemolenaar is echt gelogen.

Mokka is wel echt dè handelsstad geweest voor koffie, niet te verwarren met Mekka.
Koffie heeft de gëorganiseerde religie wereldwijd vervangen en wordt meer aanbeden dan Mekka. Elke volgeling van deze drinkbare godheid heeft zo zijn eigen voorkeur als het om de ultieme koffiebeleving gaat. De koffiegod schenkt instant verlossing, bakken vol troost.
De meest exclusieve boon heet ‘Kopi Loewak’ deze wordt in de uitwerpselen van de Indonesische civetkat geoogst. (160 dollar per pond)
Deze gefermenteerde boon heeft een heel aparte smaak, dat mag ook voor die prijs. Hoe meer men betaalt hoe meer de beleving zich laat smaken.
Zo duur, dat moet wel heel erg lekker zijn. Ik moet het alleen nog leren drinken.

Slimme school

Mijn zoon van acht kwam zenuwachtig thuis van de school
waar hij niet mag leren wat hij graag zou willen weten.
Die dingen onderwijzen ze daar niet.

‘Ik moet vanmiddag weer naar school dus ik kan niet naar voetballen’

‘Wat is er aan de hand?’
‘Overmorgen krijgen we een intelligentietest om de beste school te kunnen kiezen, vanmiddag moeten we onze intelligentie nog oefenen’
Even ben ik sprakeloos.
‘Wat slim, dat zouden ze ieder dag moeten doen’
Ik probeer hem te helpen, liefst haalde ik hem gisteren nog van school.

Hij is slim genoeg om nattigheid te voelen, zijn gezicht staat bedrukt. Het kind is een proefmonstertje, reclameobject voor het onderwijs. Een opbrengstgericht produkt voor de markt.

Twee dagen later vraag ik hoe de test ging.
Hij glimlacht geheimzinnig.
‘Heel goed eigenlijk, het was dezelfde test, ik wist de antwoorden al…..’

We kijken elkaar verwonderd aan.
‘Ik heb maar niks gezegd’ vult hij aan.

‘Mijn god’ dacht ik en dacht aan de ‘School met de Bijbel’ waar ik zelf ooit gedetineerd was. Daar werd ons alle antwoorden ingeprent uit het grote zwarte testboek. Als we die antwoorden zouden geven op onze latere levensvragen zouden we cum laude slagen in ‘de school des levensch’.
God, directeur van deze school, beloofde ons de zevende hemel. Ik weigerde de antwoorden en werd ter plekke op de hel getrakteerd.

Mijn zoon van acht is sinds gisteren van school af.
De eerste vrije dag hebben we boomvoetbal gespeeld en de traptechniek, binnen en buitenkant voet, geoefend voor de kromme bal.
Wat is er mooier dan een bal drie meter naast de boom te richten en dan met een curve de stam te laten raken, goddelijk.
Met de blote voet geschopt is het de zevende hemel.

Geologicus

Mijn beste vriend is geoloog zonder werk. Zo blijft hij zich voorstellen, ook al voorziet hij als reisleider in zijn levensonderhoud.
Tijdens een toeristische expeditie naar Stromboli ontmoette hij een pedicure, op de rand van die vulkaan kusten ze elkaar. Een romance in de zwaveldamp.

Het reisburo ontsloeg hem omdat hij niet stipt was.
Hij begon zijn eigen buro. Een telefoonnummer, meer niet.

Geologen hebben alle tijd, zelf zijn ze tijdloos.
Logisch, hoe zouden ze anders kunnen meten zonder dit ‘nu’ als ijkpunt? Ze rekenen terug om de lengte vanaf heden op te meten.
Vandaag schatten ze het bestaan van de aarde op 4.600.000.000 jaar. Morgen is de schatting hetzelfde plus één dag, ze kijken niet op een jaartje. In hun tijdschalen verzamelen ze de prachtigste tijdperken:
Neogeen, Paleogeen, Krijt, Jura, Trias, Perm, Carboon, Devoon, Ordovicium, Cambrium, Holoceen, Pleistoceen, Plioceen, Oligoceen…. keiharde poëzie.
Mijn vriend ziet geen aarde maar leest de versteende tijd.

‘Wij hebben er miljarden jaren over gedaan om zover te komen, tot hier om precies te zijn.’ ‘Vanwaar dan toch die eeuwige haast?’ vraagt mijn vriend zich af? ‘Waar moet men in hemelsnaam zo snel mogelijk naartoe en om wat te doen?’

‘Vulkanen bezoeken?’ stel ik voor…
‘Wat denkt men te moeten bereiken, aardschollen kruipen jaarlijks een centimetertje en waarheen?’

‘Naar elkaar toe?’
‘Daar kunnen we nog wat van leren’ stelt hij vast.

Soms komt het wereldleed in ons gesprek ter sprake.
‘Ik ben niet van steen’ zegt hij ijskoud, ‘maar het menselijke geweld valt totaal in het niet bij al het geologische geweld’
Als ik tegenwerp dat natuurgeweld overmacht is en dat we menselijk geweld zouden kunnen voorkomen zeg hij simpel;

‘Inderdaad, kruip naar elkaar toe en wees aardig!’

Achterstallig

Hoewel de plafonds hier smeken om te worden gewit is de nacht mij eigenlijk wel wit genoeg. Dankzij de lekke fietsband die geplakt wil, loop ik liever.
Ook al vraagt het stof om een zuiger toch hou ik van de vlokken die tot stofwolkjes omrollen in de hoek van mijn bovenkamer.

Ondanks moeren die moeten worden aangedraaid, staat alles duurzaam op losse schroeven. Mijn schoenen willen nooit meer gepoetst, ze zijn al gelukkig, vegetarisch & synthetisch. Het geheugen dient wellicht eens opgefrist, maar toe bespaar mij de nostalgie, wat is er frisser dan het onbekende.

De heg mag dan misschien gesnoeid, maar ten diepste verlangt natuur verwildering, zorgvuldige verwaarlozing is adequaat beheer. Deze levensweg ligt hier duurzaam ongeveegd, toch blijft de kin ongeschoren. Om schoon schip te maken heb ik voor altijd eens het geestruim geleegd. Achterstallig onderhoud is een terecht gezonken schip.

Soms is zinken tot op de bodem de enige manier om nog vooruit te komen.
Wat echt wil blijven onderhoudt zichzelf, het natuurlijke weet zich te handhaven. Wat afvalt komt terug in de kringloop. Een mens is geen onderhoudsmonteur.

Bijverschijnselen

Gisteren mocht ik de besloten preview bijwonen van ‘Storia dell’ Ape’ film van de jonge regisseur Pietro Taviani, inderdaad de zoon van… één van de twee.

Een bevriende imker die de bijen voor de film trainde had vrijkaartjes voor ons.
De soundtrack bevat geen reguliere muziek maar bestaat louter uit aanhoudend gegons.
In het eerste shot zie je hoe de hoofdpersoon overlijdt; (de kortste debuutrol ooit)
Hij drinkt in serene rust een glas op een mediterraan terras met uitzicht op zee. Hij grijpt naar zijn keel en hoest, met moeite weet hij een bij uit te spugen. Opgelucht gaat hij zitten. Maar de bijensteek gaat langzaam werken.
De camera ziet door de ogen van de man het hemelse panorama kantelen en vervagen, de man krijgt geen adem meer. Dit zijn de eerste vijf minuten, dan volgt de begrafenis van de man. Onderwijl klinkt er een heel zacht gegons onder de beelden dat aanzwelt.
De camera , nog steeds door de ogen van de man, volgt de nabestaanden die over hem spreken. Om de beurt vertellen ze over zijn leven, coherente verhalen.
Gaandeweg blijken de onderlinge verhalen elkaar tegen te spreken. Ieder vertelt een volkomen ander verhaal. De fragmenten worden steeds korter en tegenstrijdiger.
De nabestaanden krijgen ruzie over de ‘echte’ versie van het levensverhaal. De gemoederen lopen zo hoog op dat ze in onmin uit elkaar gaan.

Nu volgt het verhaal van de imker die hoort over noodlottige dood door een bijensteek. Hij gaat naar de plek des onheils en vindt daar de nog levende bij.
Het is tot zijn verbazing een bijenkoningin, een bijzondere soort die haar angel na de steek verliest. Wonderlijk genoeg heeft ze haar angel nog.

De man lijkt gestikt te zijn omdat hij dacht dat de bij hem in de keel had gestoken. Hij was inderdaad gevonden met een opgezwollen keel. Bij de lijkschouwing kan de pathologisch anatoom niets vinden. De implicaties zijn duizelingwekkend.

Het gegons blijft nog dagen in uw hoofd nazoemen. Hoe het afloopt met de erfenis en de bijenkoningin moet u zelf maar gaan zien. Het gelijknamige boek was waardeloos maar de film, een juweeltje.

De film komt helaas pas over enkele maanden in roulatie, een aanrader.

Bekvecht

De meeste dieren zijn bekvechters, tanden als wapens.
Ook de mens is van huis uit een bekvechter en bijt soms nog wel eens een oortje af,
maar dat is zeldzaam. Zijn gebit is niet scherp genoeg als wapen, het schrikt niet af. Waarschijnlijk is de mens daardoor gaan praten.
Zo ontwikkelde zich een taal die scherper is dan welk gebit dan ook. De bekvechtende mens bedient zich graag van bijtende taal.
In messcherpe bewoordingen intimideert hij zijn prooi.
Na het gif van een doodsbedreiging is de vijand even verlamd en voelt de bekvechter zich weer even veilig. Hij vecht tegen de angst om ooit ten prooi te vallen.
Wat is het beste schild tegen de scheldkannonades van de bekvechter, instemmend zwijgen?

Wie heeft de grootste bek? De blauwe vinvis, Boeddha van de oceaan, deze heeft een bek als een zeef en geen natuurlijke vijanden. Hij zingt onder water. Niemand weet wat dat gezang wil zeggen. Als hij is uitgezongen strandt de walvisgod op onze kust en brengt massa’s bekvechters aan het huilen. Ze worden bij hun bedevaartsobject op afstand gehouden wegens ontploffingsgevaar.

Infobalie

Ik vervoeg mij aan de infobalie, de digitale klok zegt 9.57. ‘Mag ik iets vragen?’
De baliemedewerker is druk, krabt zich met zijn pen achterop het hoofd terwijl hij ook nog op de poot van zijn schildpad brilmontuur kauwt. De wenkbrauwen rijzen in regelmatige cadans op en neer boven wijd opengesperde ogen die zich op het plafond richten. Ze lijken zich op één punt te fixeren. Als ik naar boven kijk zie ik niets waar een blik zich aan vast kan klampen. Nu hij uitgekeken is neem hij zijn gladgeschoren kin ter hand, begint aan zijn snorpunten te draaien en lijkt aanstalten te maken om het woord tot mij te richten. Ik staar al geruime tijd naar de moedervlek op zijn linkerwang als hij zijn pen achter het oor schuift en even achterom kijkt alsof hij zich bespied voelt. Bedachtzaam sluit hij zijn ogen, vouwt zijn vingertoppen tegen elkaar en zegt iets ‘………………’

Gebiologeerd door de moedervlek heb ik hem niet verstaan.
Hij buigt zich naar mij toe en fluistert

‘Ik weet het niet… Ik weet het echt niet..’

Puntsgewijs begint hij op te sommen wat hij allemaal niet weet; wat de procedure is, het protocol, waar de intake-formulieren zijn…?

‘Ik ben hier voor het eerst!’ bekent hij.

‘Ik ook’ zeg ik.

Op het plafond zie ik het nabeeld van de moedervlek.

Het is tien uur.

Voorkennisgeving

De wens naar totale controle maakt het spel kapot.
Het spel ontaardt in; wie het best bedriegt wint.
De mens is een matchfixer. Kun je niet winnen dan slik je doping.
Wie de beste doping slikt (de niet aantoonbare)
is de absolute winnaar. Kenianen worden in doping geboren,
ze leven in permanente hoogtestage.

Als FC Schatrijk de beste spelers koopt wint het elke wedstrijd en is het wachten op de genenkwekerij in Kenia die de beste sportgenen verhandelt aan de hoogste bieder, wederom zal FC Schatrijk alle prijzen winnen.

De beste mop die ik ooit hoorde is ‘handel zonder voorkennis’, deze financiële sport wordt op de beursvloer gespeeld. Onbedoelde humor is de beste, hoewel hier wel een cynisch luchtje aan zit.
Handel met voorkennis zou verboden zijn, als het te controleren was.

Hoe simpel is het om (ontraceerbaar) voorkennis te delen en uiteraard de winst daarvan te delen.
De menselijke geest is uitgerust met de beste sjoemelsoftware, het is niet meer dan logisch dat de mens alle sjoemelsoftware heeft geprogrammeerd.

De volgende logische fase is dat sjoemelsoftware betere sjoemelsoftware ontwikkelt.

Ziekte wordt nu ook als sport benaderd. Opgeven is geen optie, dan geef je toe dat je een verliezer bent. Het leven is een wedstrijd.
Neem alle doping die er is om de dood te verslaan, al is het voor een paar maanden. Dan sterf je toch als winnaar.

Wat wil je: winstgarantie of spelen?

Plankton

De blauwe vinvis, het grootste zoogdier op aarde.
Een zwemmende metafoor van 25 meter.
Het enorme dier voedt zich met plankton, het kleinste grut.
Zonder dat kleinste zou de vinvis niet kunnen bestaan.

Zie de roman als een walvis die talloze miniscule verhaaltjes heeft verorberd.
Het grote verhaal is opgebouwd uit het allerkleinste, net als het universum uit kleinste ‘deeltjes’ ‘golfjes’ bestaat.
Leegte speelt hierin een fundamentele rol.
Ruimte is tegelijkertijd het allerkleinste en het allergrootste:

‘To be not and to be the space where everything appears in’

Bij pogingen om een absoluut vacuum te creëren is gebleken dat leegte nooit helemaal leeg is.
Er blijft een minimale lading aanwezig, over de gehele beschikbare ruimte verdeeld,
een lading die zich plots kan samentrekken tot een deeltje, een golfje in de zee.

Elk verhaal begint met een leeg vel, met een onbepaalde zee van ruimte. De aandacht op het ‘lege’ vel trekt zich samen tot een woord, dat ene woord trekt zijn tegendeel aan, ze heffen elkaar op of er volgt een kettingreactie, in het laatste geval wordt er een verhaal geboren. Het verhaal zwemt weg en strandt soms op de kust van een lezer, daar sterft de walvis. De lezer gaat met de botjes aan de haal en maakt er weer een eigen verhaal van.

Het bestaan is een eeuwigdurende estafette van doorgeven.
Leegte is een perfect doorgeefluik, alles past er doorheen.

Slaapwinst 2

Zeg, nog even over dat rare geprek van gisteren.
Wat was er eigenlijk zo raar aan?
Ik vond het nogal macaber worden, de hele dag dacht ik eraan.

Over de dood bedoel je, dat is toch doodgewoon?
Zal wel, maar wat bedoel je met dat je naar de dood toeleeft?
Dat is wat er letterlijk gebeurt, elke dag komen we dichter bij de dood, elk moment. Ja, hou maar op, zo kun je toch niet leven? Jij begint er zelf over? Je kunt trouwens heel goed zo leven, veel beter zelfs.

Hoe kun je leven met de permanente onzekerheid die de dood is?
Die onzekerheid is onze enige kapitaal, dat is onze vrijheid, dat is onze enige kans!
Wat klets je nou, de hele maatschappij is erop ingericht om onzekerheden te elimineren.
Inderdaad: regels, wetten, verzekeringen, pillen, therapieën, religie, filosofie, allemaal lapmiddelen om de angst voor onzekerheid te bezweren. Moeten we dat dan niet doen?
Nou, we kunnen op z’n minst erkennen dat het slechte oplossingen zijn voor iets wat geen probleem is. Het echte probleem is de hang naar totale controle, dat is de echte dood die ons bedreigt. Hoezo, als we alles onder controle hebben kunnen we alles realiseren! Controle is de realisatie van angst, die louter meer angst genereert. Wat moeten we dan?
Om te beginnen moeten we helemaal niks, dat is nu weer die goddelijke onzekerheid die ons gegeven is. Ja, en dan?
Elke schepping, elke creatieve daad komt voort uit totale onzekerheid, het niet-weten, herinner je Socrates nog? Ja, Socrates, de vroedvrouw van de ziel, die wist dat hij niets wist.
Precies, zodra je blind vertrouwt op dat niet-weten komt er een fontein aan creativiteit vrij, precies het tegenovergestelde van angst. Jij hebt wel makkelijk praten.
Dat lijkt maar zo, ik heb geen idee wat het volgende is wat ik ga zeggen. Wil je zeggen dat angst, onzekerheid, dood synoniem zijn?
Nee, ik wil de dood niet in discrediet brengen, jij schijnt te weten wat dood is… Na de dood is er niets meer.
Hoe weet je dat? Dat zou je weten als je al dood geweest bent, ben je al dood geweest? Nou, ik zou kunnen zeggen dat ik voor mijn geboorte altijd dood geweest ben! Precies, maar wat was zich toen bewust van het feit dat er niets was? Pfft, je bent vreselijk, hier is het laatste niet over gezegd.