Voren

De plooien in de pasgewassen gordijnen
lijken helemaal niet op voren in de akker van mijn jeugd
en ook niet op de gefronste voorhoofden van zorgelijke ouders die planten goedbedoeld verdronken of verdroogden.

De plooien lijken nog het meest op rimpelingen in de geest
die vruchtbaar braak liggen als voor het eerste begin,
overwoekerd met wonderlijke onkruiden.

Nooit de behoefte gehad voren te trekken of om het prille begin te verstoren.

Onkruid heeft aan zichzelf genoeg en voedt al wat grazen wil.

Aan/Uit

Het leven van een minister is hectisch. Haast lijkt een gebod van een nerveuze god.
Verkeer en Waterstaat was niet zijn keus, het bleef als wisselgeld over in de onderhandelingen. Zijn leven staat nu plotseling stil, zo rond middernacht in de uitgestorven polder wachtend op het stoplicht dat groen licht zal geven. Het groen blijft uit. Het moment duurt tergend lang zonder opgaaf van reden.
De kruising gaapt verlaten. Er is spoedoverleg in de kamer.
De camera aan de paal houdt de minister onder schot, een zacht wapen. Zelfs de baas weet nooit of de camera aan staat, zijn eigen beleid: de morele dwang van het alziend oog werkt, aan of uit.

Een maand later valt de bekeuring in zijn brievenbus, ambtelijke goden scheppen traag. De roofdieren van de media krijgen er lucht van en bijten zich vast in de zaak.
De camera toont beelden geschoten van een man die zijn nummerbord afplakt met een grijze vuilniszak, de auto scheurt zonder licht weg door rood. De zak waait los van de kentekenplaat. Het alziend oog ziet niets door de vingers. De minister kruipt vergeefs door het stof.
De verklikker van het stoplicht blijkt achteraf kapot te zijn. De bewindspersoon komt met de schrik vrij en mag aan blijven.

Wandel zonder voorkennis

Wandel zonder voorkennis door dit kaartloze gebied,

wandel zonder en pleur de hele handel over boord.

verdwaal gerust in de hartstreek van dit moederland

in geen velden of wegen te zien.

Wandel zonder kennis van achteraf beter weten.

Ruil je overbodige schoonheid in voor het hoognodige,

de moderne ziel is al beursgenoteerd en bankroet,

in geen velden of wegen te bekennen.

Vlieg onder de radar van de transparante datamaffia,

ambiëer alleen anonieme roem en het onbetaalbare.

Gemak breekt mensen tot slaven der gewoonte,

vanaf alle velden en wegen te zien.

Wandel stap voor stap, treed op elke schrede terug.

Keer weer tot het moment dat je nog zonder voeten,

voor het begin van het begin, begon aan deze tocht,

in geen velden of wegen te vinden.

 

Uit de bundel: ‘Datawar’ Olaf Wildesheim 2015

(vertaling uit het Zweeds, Per Sigvardson)

Vliegende gang

We hebben een vliegende kennis.
Via gemeenschappelijke kennissen leerden we hem kennen als Ralph. De man van de wereld komt overal: Rio, Tokyo, Stockholm, in dezelfde week.
Hij slaapt in dezelfde hotelketen, in dezelfde hotelkamer, door de vluchtmaatschappij voor hem gereserveerd. Vanwege de tijdverschillen slaapt hij veel bij. Na het hazenslaapje loopt hij, waarschijnlijk flamboyant, de hotellounge uit om bij de kiosk op de hoek een nederlands krantje te kopen. Deze bladert hij door in de dichtstbijzijnde bar waar louter piloten komen. De stad gaat hij niet in. Het vluchtschema is te strak voor frivoliteiten.

De metropolen van deze wereld zijn in Ralph’s hoofd samengesmolten tot één provinciaal straatje. Het klinkt ons nogal ontnuchterend in de oren. De romantische mythe van de piloot wordt doorgeprikt. De wereldstad is een gehucht. Ralph ziet zichzelf als een forens.

‘Maar het vliegen blijft toch wel een kick?’ proberen wij nog.
‘Vliegen is het leukst als er bijna iets misgaat’ zegt Ralph, ‘als de automatische piloot het even niet aankan’
Soms droomt hij van eindeloze gangen, eeuwigdurende horizontale roltrappen, waar hij niet op vooruit komt. Een vliegtuig is ook niet veel anders dan een lange vliegende gang.

Kennissen zijn mensen die je nooit echt leert kennen en van wie je niet weet of je ze ooit nog eens zult zien. Zie ik een wit vluchtspoor aan de hemel dan denk ik vaak aan Ralph en wens hem een haperende automatisch piloot toe.

Offline

Of ik niet even ‘weet ik veel’ kon downloaden om ‘je weet wel’ te upgraden.
Nou, nu even niet, zei ik, het hele systeem is gecrashed dus leef ik voorlopig offline.
Stuur maar een briefkaartje met een leuke tekst of zo, voor die nieuwe pitch van je crowdfund heb ik trouwens geen tijd over, offline leven vreet gewoon ‘quality-time’,
dat gaat allemaal zo lekker slow, een handjevol bits per second. Ik ben weer fuga’s gaan spelen, klinkt misschien elitair maar dat is het ook, zo langzamerhand een vies woord geworden, ik begin steeds vaker van die vieze oude woorden te gebruiken zo ongemerkt, ze kijken je aan alsof ze een fossiel aanschouwen met hun oordoppen in. Van die leeswoede ben ik ook aardig genezen, al die te corpulente romans die het leven proberen te vervangen, ‘levensvervangende operaties’ noemt Wildesheim dat, ik lees wekelijks één korte tekst langdurig en steeds overnieuw, je weet niet wat je meemaakt. Zeg, als ik je niet meer zie, je weet me te vinden op dat onderduikadres onder die andere naam in een vorig leven, succes verder met downloaden, koop anders wat geheugen bij. ‘Wandel zonder voorkennis’ het gedicht van Wildesheim kan ik je van harte aanbevelen.