Het minste geringste

De meeste mensen gingen op vakantie om meer te zien van de wereld, meer natuur, meer musea, meer steden, culturen, mensen. Wij echter wilden kennelijk minder zien van de wereld… Bij Groningen nam ‘het’ al wat af. Denemarken was minder, Zweden werd hoe noordelijker je klom minder en minder.
Pas toen we Lapland naderden, (Jokkmokk en Kiruna) begon het echt nergens op te lijken, dat beviel ons.
We waren achttien, net rijvaardig en ambitieus in het verkennen van het minste geringste. In één vloeiende rit reden we door, dag en nacht.
Er was op papier in deze hogere contreien niets te beleven voor jongens in de barstende knop van hun leven. Hoe minder we tegenkwamen des te meer genoten we van de naakte niksigheid. ‘Verveling per strekkende kilometer, heerlijk!’
Mijn reisvriend was droog als een eeuwenoude korstmos.
Hij bezat het natuurlijke flegma van de skandinaaf.
Zijn idool was het onderkoelde enigma Björn Borg, die later een onderbroekenimperium stichtte.
Mijn idool (Lau-tse) hield ik wijselijk geheim, een taoïst zou zich nooit taoïst noemen. Wie hem zegt te kennen kent hem niet.

Mijn vriend studeerde natuurkunde, we spraken veel over ‘kleinste deeltjes’ en de ondefinieerbare oersoep waar ze spookachtig uit opdoken en weer in verdwenen. Het minste had ons het veel te zeggen, we hadden geen weerwoord.

‘Luisteren kan niet verbeterd worden’
(dit euforisme kwam niet uit de Tao Te Tjing)

Hij kon goed luisteren, zelfs als hij sliep.
Thuis denderde er om het uur een nachtbus langs zijn slaapkamer. Toen deze buslijn werd opgeheven ontwaakte hij steevast door het ontbrekende geluid. In verwondering zat hij klaarwakker in bed. Stilte in de vorm van een afwezige bus.
Een mooiere openbaring van het minste geringste kun je je nauwelijks wensen.

Fugax

Het komt niet iedere dag voor dat privé de zon verduisterd wordt. Een maand geleden gebeurde het. Er had niets over in de krant gestaan en niemand anders dan ik leek het op te merken. Op klaarlichte dag lopend met mijn hond. Terwijl ik naar de zon keek verbleekte zij. Verbleken is geen adequate voorstelling, ze loste gewoon op in de snelvergrijzende omgeving, binnen een minuut was ze weggevallen in het pikkedonker. Wat opviel was dat haar nabeeld er ook niet was. Totale duisternis. Er brandden overdags ook geen straatlantaarns zodat ik blindelings mijn weg moest vervolgen naar huis achter de hondenneus aan.
Thuisgekomen deed ik het licht aan, nog steeds geen beeld.
Toen ging ik mij pas echt zorgen maken. Ik voelde mijn hond aan mijn hand snuffelen en vroeg hem, ‘Ben je een blindegeleidehond geworden?’
Acuut met blindheid geslagen. Op de tast probeerde ik iemand te bellen, lukraak drukte en veegde een ik over het schermpje.
Ik wachtte in spanning wie er zou opnemen.
Een medewerkster onderhoud van de woningbouwvereniging legde mij uit dat er echt geen zonsverduistering was en adviseerde om mijn ogen na te laten kijken. Op mijn verzoek bestelde ze een taxi naar de ziekenhuis, spoedeisende hulp.
Het eerste wat ik weer zag was een paars gewei van een pluche eland. Het moest wel Rudolf zijn vanwege zijn rode neus. Thuis probeerde ik mijn hond te troosten tevergeefs. Hij was al uitzinnig blij mij te zien.
De arts had een latijnse term genoemd,..dabadabada Fugax.
Alleen fugax had ik onthouden, het betekent ‘van voorbijgaande aard’
De eland herinnert mij nu aan Kiruna, Noord-Lapland waar ik was om de zon niet onder te zien gaan.

Leverworst

Pa van Geenen was geen moppenverteller,
hij was meer een praktische joker, handelende grappen.
Deze flauwe mop is mij bijgebleven, waarom?

Meneer Bakker dacht dat hij een leverworst was en werd ontslagen uit het gekkenhuis, genezen verklaard.
Samen met de geneesheer directeur wandelt hij rustig de poort uit waar aan het hekwerk een mopshondje staat aangelijnd.
Plotseling springt hij in de armen van de directeur, totaal in paniek bij het zien van de hond.
“Maar meneer bakker”, zegt de geneesheer, “U hoeft niet bang te zijn…u weet toch dat u geen leverworst bent, daar bent u toch voor behandeld!”
“Ja natuurlijk!” zegt Bakker, “Dat weet ik wel, maar die hond weet dat toch niet!”

De mop nodigt ons uit om Bakker uit te lachen, of heeft Bakker een punt?
Is dit alleen een flauwe mop of tegelijkertijd een onbedoelde parabel voor de open inrichting waar we samen in leven?

We weten nooit wie we tegenover ons krijgen,
welke projecties we op ons geplakt krijgen van de ander.
Het is helaas een zeldzaamheid als je tijdens je leven een paar keer werkelijk gezien wordt en dat jij werkelijk iemand mag zien, al het gelul over communicatie ten spijt.

In het gunstige geval weet men niet wie of wat je bent, dan is er nog even de openheid van het niet-weten waarin zich iets wezenlijks kan tonen.
In het ergste geval, in de meeste gevallen wordt je voor een ‘leverworst’ aangezien of compleet genegeerd.
Voor een leverworst worden aangezien komt verreweg het meeste voor, zo vaak dat je dat gerust ‘normaal’ kunt noemen. Normaal is een ander woord is voor tragisch.

Deze eeuw van de communicatie kan wel eens de geschiedenis ingaan als ‘de eeuw van het nietszeggende gelul’. Dat wil natuurlijk niets zeggen.

Bestaat er dan ook subliem gelul?
Natuurlijk, gelul dat sublimeert,
een parabel bijvoorbeeld.

Calzone

Walter Calzone, (geen familie) autodidact private-investigator ontdekte dat hij altijd achter de feiten (lees:de lijken) had aangelopen.
Het naakte feit is een overleden gebeurtenis.
Walt besloot in het diepste geheim om zijn vakgebied radicaal te innoveren. Voortaan zou hij alleen nog preventief rechercheren. Nog vòòr er een moord gepleegd werd zou Calzone ingrijpen. Zijn eerste casus werd onbedoeld zijn eigen binnenhuisarchitect Roy Virgin, een aalgladde designjongen die hem was aanbevolen door een ex-cliënte met een slechte smaak (rococo)
Waar had je anders zo’n wonderboy voor nodig.
Er was niets op de jonge designer aan te merken, hij leek perfect ontworpen, bijna zonder eigenschappen, klare lijn,
van de school minst is meest. Transparant als een bril zonder glazen.
Walt liet zijn hele huis door Roy inrichten, zonder enige wrijving nam hij de wensen van Roy over.
Calzone vertrouwde blindelings op Virgin die hem deed denken aan de beste versie van hemzelf.
Pas toen het huis klaar was begon er iets de dagen en te knagen…

Calzone kon er geen vinger achter krijgen… tot het gebrek aan aanwijzingen hem duidelijk maakte dat dat het nu juist was:
Zijn villa zag er vlekkeloos uit, klinisch, alles slim weggewerkt, geen snoeren , geen leidingen, geen sporen. Geen enkel spoor van leven… Walt besefte; "Ik heb de perfecte moordenaar ingehuurd.Hij had Roy sleutels gegeven, geld, carte blanche, in blind vertrouwen.
Ik ontwerp gewoon zo als ik zelf zou willen wonen en leven, het is alsof ik mijn eigen huis vormgeef had Roy meerdere malen verzucht als hij net weer een aspect van het huis had vervolmaakt. Ik ontwerp levens!
Nu was de cruciale vraag: op wie had de vormgever het voorzien?
De rillingen liepen de Calzone over de rug. ‘Hoe had hij zo naïef kunnen zijn?’
‘De gladjakker had het natuurlijk op hem voorzien’.
‘Eerst je huis inrichten op kosten van je toekomstige slachtoffer, hem inpalmen, sleutel aftroggelen’.
Wie weet was zijn computer al ongemerkt gehackt, zijn eigendomspapieren op Virgin’s naam overgeschreven?
Nee, dat zou vroeg of laat aan het licht komen.
Het plan moest nog gehaaider in elkaar steken…Roy was natuurlijk bezig zijn identiteit te kraken, zijn eigen bovenkamer, om die naar eigen inzicht in te richten.

Vannacht droomde Calzone dat hij door het sleutelgat van zijn eigen bovenkamerdeur tuurde om de insluiper op heterdaad te betrappen.
Er was niets te zien, het zweet brak hem uit. Wat betekende het dat hij zich tijdens dit gluren buiten zijn eigen bovenkamer bevond? En dat daarbinnenin niemand thuis was?
Hoe hard hij ook bonkte op de deur, geen gehoor. Walt droomde dat hij niet wakker kon worden, tot Roy hem in het gezicht sloeg om hem bij bewustzijn te brengen.

Stinknieuw

Hij had er kennelijk geen zin meer in.
Hoe ik hem ook aanmoedigde, hij bleef roerloos op z’n buik liggen.
Nu lag hij eerlijk gezegd wel vaker op z’n kale buik ergens in een hoek, lamlendig. Zijn tandeloze zuigmond vertoonde een raadselachtige grijns.
Er zat geen energie meer in, misschien was hij definitief fysiek opgebrand, burned-out? Zijn slurf was trouwens ook op diverse plekken lek en meerdere malen met goedkope tape omwikkeld. Hij leek steeds meer op een gewond dier van kunststof. Stond jaren op een streng diëet van huisstof en straatgruis.
Mijn echtgenote vond mij in verlegenheid bij het stoffelijk lichaam van onze overjarige huisvriend. Ze oordeelde onverwacht hard en onomwonden, waar hij bij was nota bene! ‘Hij moet gewoon weg, versleten, koop maar meteen een nieuwe!’
Ik voelde plaatsvervangende pijn, zomaar te worden vervangen omdat je even gewoon geen zin meer hebt…

Met tegenzin zette ik mij ertoe om het huis te verlaten om een nieuw exemplaar te bemachtigen.
‘Doe gewoon hetzelfde merk, en zonder zak graag!’ riep mijn vrouw mij nog luchtig na.

Een half uur later was ik terug met de nieuwe zuigeling, zakloos. Zo vers uit de doos stonk hij naar plastic, stinknieuw.

‘Stop de stekker er maar in hoor!’
‘Die zit er al in hoor, zuigen maar!’
‘Hij doet anders niks hoor, drie jaar garantie…’
‘Hoor nu eens slimmerik, niks doet het, geen licht, heb je de stoppen weer eens laten doorslaan?’ ‘Nee, hoor!’

Buurman belt aan. De hele wijk zit al een uur zonder stroom. Wanneer de stroom opeens aanflitst begint onze oude zuiger plots te loeien als een koe die terug in de wei mag.
Zijn splinternieuwe soortgenoot staat nu op het balkon om te luchten, tot de ergste stank er vanaf is. We besluiten de oude eerst op te zuigen. De nieuwe moet nog worden ingezogen.

Bodemschatten

Je moet er wel uithalen wat er in zit!

Waar moet je wat en waar uithalen… en van wie… en waarom… en wanneer?

Uit het leven, alles eruit halen wat er in zit, daarom, nu!

Wat zit er dan in?

Alles zit er in, maar het komt er niet altijd uit.

O, dus leven is een soort mijn waar wat in zit en dat moet je eruit halen, een soort mijnbouw, jaja…

Zoiets ja, snap je het nu?

Maar waarom moet je het eruit halen, het kan toch ook blijven zitten, het zit er toch niet voor niets.

Nou, als je het er niet uit haalt, zit het er wel voor niets, dan heeft niemand er iets aan.

Is toch ook goed, anders krijgt je maar grondverzakkingen, aardbevingen!

Ik heb het over het beste uit jezelf halen, laat ik het dan zo zeggen.

Luister, van de miljoenen zaadcellen die je eruit haalt wordt er maar 1 een mens of geen! En van de miljoenen boomzaden die elke boom uitzaait is er maar 1 die tot volwassen boom groeit.

Wat wil je daar nou mee zeggen?

Nou, dat leven een spontaan gebeuren is dat zich elk moment ontvouwt of niet. Dat juist de dingen die niet gebeuren en niet plaatsvinden de voorwaarden scheppen waarin dingen organisch kunnen opkomen.

Daar zit wel wat in, maar je moet toch….?

Niets moet, snap je, dwang maakt het spontaan laten ontstaan kapot, wat echt noodzaak heeft ontkiemt vanzelf.

Maar je kunt geluk en voorspoed toch afdwingen?

Ik wens je veel geluk toe bij je pogingen.

Jij vindt het blijkbaar een hopeloze onderneming?

Mijnwerkers zijn echt geen vrijwilligers hoor, ze worden de mijnen ingestuurd omdat het moet. Ze zijn blij als ze de zon weer zien en frisse lucht ademen en wat graven ze nou helemaal op? Molshopen!
Een mens is toch geen mol?

Wat is de mens dan?

Een grasmaaier!

’t ongeval die al lekt?

Dag mijnheer, wij zijn van het streekjournaal, kunt u ons iets vertellen over de plaatselijke tongval zoals die hier in deze streek gebezigd wordt…is het nu een tongval of een dialect?

’t ongeval die al lekt? Jubbe doelde tahol?

Inderdaad ja, ik doel op de taal!

Jawaai spraaike honderul kaag holtaait guwwehoon honse aaieguh tahol. Dassein wuh na weemaal vanhoutzer zowuh guwwent.. Kaaikof fandurre ons tannog fursthaan jadah kannons aaigeluk geemhoerscheluh waaitjuh, ettizze guwwehoon onzeiguh dialahekt, dattuh moejuh guwwehoon respetirruh!

Respect, dat klinkt heel plausibel, taal is een mooi middel om je als streek of buurt te onderscheiden van andere streken en buren, maar taal is toch ook een middel om helder te communiceren?

Nah, ik kom u niezeer togzaaiker met uw…
off begraaipuh waaimukhaar somsnie heelmaal?

Nee, ja…ik versta u heel goed, het duurt alleen even wat langer voor ik het begrijp wat ik denk te horen.

Naai, zumagguh bestis wammoeite doen ommons te volleguh, wantuttis swel kulthuurheel errufgoed niewaag, honzuh dierbaruh mehoedertaal mehoedwel balijve best haan. Azwei hutniedoen wietoetuttan, niemantog?

Nee, uiteraard niet, dat zou doodzonde zijn.
Eigenheid verdient het om te worden gekoesterd!

Somaggikkut grahgore, nee dasseggik!

Maar nog even; is het nu een tongval of een dialect?

Naai, jemoettut guwwehoon sienals un eiguh tahol’

Dank u wel, voor uw toelichting!

Ach, daggeef tog niksjoh!
Komput tarahouwons op duh gadio?

Jazeker, met ondertiteling.

Casus incognita

Het valt mij moeilijk dit verhaal te vertellen omdat ik als arts gebonden ben aan
mijn geheimhoudingsplicht. Bovendien is het lastig te spreken over iets wat nooit gediagnosticeerd is. Daarom zal ik deze casus gedepersonaliseerd behandelen:

Pseudoniem ‘Kees’ vertelde mij voor het eerst over zijn aandoening, zoals hij het noemde. Hij schaamde zich duidelijk voor zijn spontane lichamelijke gewaarwordingen. Vooral ook omdat die nog in geen enkele medisch naslagwerk waren beschreven. Kees meende dus terecht te denken dat hij de enige op aarde was, misschien wel de enige van een nieuwe soort. Zijn schaamte om hier met een arts over te spreken was bijkans onoverkomelijk.
Omdat er op geen enkele wijze sprake was van menselijk lijden zag ik mij voor een dilemma gesteld. Geen lijden, integendeel zelfs, de ‘patiënt’ genoot er dagelijks met volle teugen van. Wat is het probleem dan zou je zeggen?
De enige reden die ‘Kees’ ertoe aanzette om zijn arts te raadplegen was de enorme schaamte die hij koesterde voor zijn verborgen genietingen.
Als arts heb ik hem gerustgesteld en hem gefeliciteerd met zijn geheime genoegen, dat het hem van harte gegund is, ook al zou hij de enige en laatste mens op aarde zijn.
Ondanks het feit dat ons vertrouwelijke gesprek ‘Kees’ goed heeft gedaan wil ik toch bij deze een oproep doen aan alle lezers die zich in deze casus herkennen en er anoniem verslag van zouden willen doen, zodat er algemene erkenning voor kan komen. Er zijn vast meer hondjes die Kees heten.

Schaamte is een ziekte die in vroegere samenlevingen nog de functie had om het volk te knechten, tegenwoordig hoeft niemand er meer onder te lijden. Wat is het geneesmiddel tegen schaamte?
Maak het geheim openbaar!

Handdrukte

Zeg, wist jij…?

Dat mensen maar drie handdrukken van elkaar verwijderd zijn?

Nou ja, hoe wist je dat nou weer?

Las ik net op je scheurkalender in je wc, en?

Wel, dat is toch fascinerend, dat je slechts drie handdrukken van Einstein, Mandela of noem maar op…verwijderd zou zijn!

Die twee die je noemt zijn trouwens wel dood,
maar ben je dan niet ook ‘slechts’ drie handdrukken verwijderd van alle griezels, viespeuken en smeerlappen die er maar rondlopen?…een eng idee… ik zou eerst maar eens je handen goed wassen!

Wat ben je toch weer ontnuchterend negatief!

Wel en nee, ik probeer alleen maar compleet te zijn.

Nou goed, het klinkt als een logische gevolgtrekking, maar is…?

Bovendien mogen we niet bij voorbaat uitsluiten dat wij zelf tot die smeerpeuken en vieslappen behoren…

Ja, zo kan die wel weer, van Geenen, zelfbevuiling daar ben je goed in!

Zie je daar gaan we al, we zijn zo gewend om de gek buiten ons te plaatsen zodat ‘wij’ ons als ‘normaal en gezond’ kunnen beschouwen.

Wat stel jij je dan als redelijk voor?

Nou, dat gekte deel uitmaakt van ieder normaal mens, en dat daar waanzin en genialiteit uit voortkomt, je balanceert tussen waanzin en het sublieme.

Dus alleen wie zijn gekte erkent is gezond?

Nee, nog sterker; vier je gekte, leef het uit,
gekte is het creatieve goud!

Ach, je mekkert weer als een gek uit je nek en dat noem je een goed gesprek.

Precies dat bedoel ik, schelden is ook een kunst, mooier had ik het niet kunnen verwoorden.

Dus we zijn geen handdruk verwijderd van een gek…?

Geen een.

BG

Op mijn tweede werkdag als koerier (studentenvakantiebaantje) stond ik plotseling (haastklus) in de lift van een congrescentrum in Den Haag, niks bijzonders verder zou je zeggen.
Ik had daar net kartonnen dozen afgeleverd op de hoogste verdieping. Zoals gewoonlijk verbaasde ik mij weer over dat rare woord ‘verdieping’, dat hoger gelegen vloeren aangeeft in plaats van dieper gelegen kelders.

Daar stond ik, gewoon in de lift met nog twee andere lifters. De ene in een te strak kostuum, de ander in een te wijd oranje gewaad.
‘Het zal wel weer een lama zijn of zo’, dacht ik in mijn onwetende onschuld. Hij leek er tenminste wel op…, maar ze leken eigenlijk allemaal wel op de… allemaal dezelfde jurk…
Langzaam sijpelde het besef door dat deze wel verdacht veel weg had van…hoe heette die ook weer, die hoofdlama…de lamabaas..de Dalai Lama!
Mijn bovenlichaam begon vanzelf eerbiedig te buigen naar zijn bescheiden vriendelijke gestalte. Het was hem echt of een zeer getrouwe copie. Hij leek in het echt nog gewoner dan op televisie en veel echter ook, de Dalai Lama zelf.

Daar stond hij dan, blootsvoets in zijn sokken gevat, op zijn sandalen
beminnelijk te glimlachen. Ik was sprakeloos en ook op sandalen.
De Lama stond meditatief om een binnenpretje te grinniken voor het oplichtende toetsenbord van de lift.

"You have to push the button" zei de man achter hem in het pak nors.
"I was looking for ground zero!" beglimlachte de Lama hem.
"There is no such thing here, we have only ‘Begane Grond !’ , Bie dzjie!’
zei de pakman wijzend naar de knop.
‘And where do you want to go?’ richtte de Lama zich plots tot mij.
‘I?…I.. want to go home?’ zei ik in mijn verwarring.
‘Well, be my guest, I will bring you there, so what is youre number?
‘The same number, BG I’m afraid!’
‘Don’t be afraid, I bring you home!’
De pakman probeerde snel op de knop drukken, maar de Lama schermde het knopjespaneel effectief af met zijn lange mouw en vroeg;
‘And you sir?, what is your number?’
‘Sorry, but I’m security, I’m not going anywhere!’ sprak pakman op gedempte toon.
"You don’t look like one, if I may say so" zei de spiritueel leider.
"Come on, push the button, never mind which one!" zei de beveiliger.

"I love pushing buttons!" zei hij blij en drukte op alle knopjes tot afgrijzen van de beveiliger die meteen op de volgende verdieping uitstapte.
Het werd een lange lift naar huis. De Lama bedankte mij voor het meeliften en ging verder met knopjes indrukken.

Ik had geen idee wat ik had afgeleverd op die bovenste verdieping waar zijne hoogheid resideerde. Op de pakbon in de bestelauto las ik de bedrijfsnaam:
‘Ekopack, Verpakkingsmaterialen’
Waarvoor in hemelsnaam?
Hij had mij in ieder geval helemaal ingepakt.
Ik was veel te laat terug en werd haastig ontslagen. Ze geloofden geen woord van mijn lama-alibi.