Hij werd hoe langer hoe langer. De jongen groeide zelfs boven de volwassenen van Ergenshuizen uit. Eerst leek Hoelang meer op een jong rank veulentje, hoog op de poten. Nu leek hij meer op een boom.
Bij het fruitplukken klommen de kinderen graag in hem, om bij het hoogste fruit te komen.
Hoelang vond het heerlijk in Ergenshuizen met alleen maar vertrouwelingen. Hoewel hij overal kind aan huis was vond hij het mooiste om met ‘Wilde Haver’ mee te gaan naar de wilde paarden. Wilde Haver liet zijn paarden los lopen, in het wildeweg van elders.
Alleen de drachtige merries ving hij om ze met de bevalling te kunnen helpen en het veulen te laten wennen aan de geur van mensenhanden. Voor de geur waste hij zijn handen in de haver.
Zo raakte Hoelang vertrouwd met paarden, de veulens kwamen vanzelf op hem toegelopen alsof ze hem herkenden.
Dorpsoudste ‘Zachte Halm’ verzamelde van oudsher zwermen vuurvliegjes in aardewerkkruiken. Halm hield een eeuwenoude gewoonte in ere die geen enkel aantoonbaar nut had, behalve dan dat het zo prachtig is om te zien in de donkere nacht.
Ja, als Hoelang iets geleerd had van Zachte Halm dan was dat het wel: Dat het zo prachtig is om te kunnen zien.
Als dorpsoudste vond Zachte Halm het zijn levenstaak om ieder kind voor te stellen aan de vuurvliegjes. Vuurvliegjes gaan het voorstellingsvermogen ver te boven vond hij, daarom moest je ze echt zelf met ze kennismaken, met eigen ogen. Anders zou je nooit weten dat zoiets echt bestond. Dat er wezens waren die in hun eigen licht leefden.
Zo leerde Hoelang van elke dorpsgenoot weer iets anders. Een school was in Ergenshuizen overbodig, je volgde daar gewoon je eigen aard en je werd aangemoedigd om vooral datgene te doen wat je niet laten kunt, ook al was datgene niets. Ook van dieren of bomen kon je veel leren. Tamme Kraai leerde je om bomen te planten omdat meester Kraai vergat waar hij zijn walnoten had verstopt zodat het bomenbos jaarlijks groeide. Een nootje is niet zomaar één nootje, maar een mogelijke woudreus die talloze walnoten of hazelnoten
geeft aan gelukkige vinders. Wellicht is dat de beste omschrijving van deze mensen, een volkje van ‘gelukkige vinders’.
Buitenstaanders vonden het maar een vreemd volkje, wel aardig… maar zo eigen dat het een heel vreemde indruk achterliet.
Eigen aardig.