Little Boy

Hopstaken was een zakelijke kennis van mijn vader, handelsreiziger in wc-rollen.
Later promoveerde hij tot vertegenwoordiger in toiletpapier.
Mijn vader was een goede klant van ‘Hop’ zo werd er gegrapt. Ik snapte het niet, ik lachte maar mee om er bij te horen.
Ze hadden een amikaal oudejongenskrentenbroodcontact, met veel schuine grappen. Als kind voelde je een soort nattigheid die niet voor jouw oren bedoeld was, wat een onbestemd gevoel gaf.
Op een keer werden wij uitgenodigd bij de familie Hopstaken. Zijn iets oudere zoontje zou er ook zijn, leuk voor mij, vonden mijn ouders.
De volwassenen gingen meteen gezellig doen met een borrel. Mijn vader dronk imitasie, een fantasiebier van fanta met de helft bier. ‘ Doe mij nog maar een Birelli’, riep mijn vader olijk. Moeder nipte Martini en was meestal na één glaasje al genoeg teut om slappe lach-aanvallen te krijgen,
De ouwelijk bebrilde zoon zou mij zijn kamer wel eens laten zien. Het hing er vol met zelfgebouwde gevechtsvliegtuigen.
Ik reageerde kennelijk zo verwonderd dat hij mij er meteen ééntje kado wilde geven. Beneden klonk de slappe lach van mijn moeder.
Ik dorst het kado niet te weigeren en reageerde blijkbaar iets te enthousiast. Aan het eind van de avond had hij eenzijdig besloten om mij zijn hele verzameling plastic oorlogstuig mee te geven in een grijze vuilniszak.
Ik moest en zou de zak dankbaar aanvaarden…
Onthutst zat ik achterin de auto naar huis te overpeinzen wat ik verkeerd had gedaan…

Op onze televisie heerste de Vietnamoorlog, ik was geen fan van bommen werpen.
Thuis hing ik de bommenwerpers echter braaf op aan de visdraadjes die er nog aan zaten.
Één daarvan droeg een mooie naam: Enola Gay.
Als te grote insecten hingen ze stil voor mijn raam te zweven. Ik durfde ze niet massaal te vernietigen omdat de gulle gevers beloofd hadden gauw een keer bij ons langs te komen…
De tijd verstreek en leerde dat ze nooit langs zouden komen.
De ‘Hop’ zou zijn vreemdgegaan met mijn Amsterdamse tante, iets wat niemand achteraf vreemd vond. ‘Met wie eigenlijk niet?’, zo was de heersende mening over tante. Met tante was onze hele familie in de ban gedaan, verleiding werd gemeden.

Het laatste wat ik hoorde over ‘de Hopstakers’ was dat de papierfabriek failliet dreigde te gaan en dat de arbeiders noodgedwongen maandenlang in rollen wc-papier werden uitbetaald om een doorstart te kunnen maken. Wat de rol van de Hop was werd niet duidelijk, maar hij was uitgespeeld.
In een pacifistische opwelling smolt ik in het diepste geheim de hele luchtvloot om tot een geblakerde klomp plastic.
Er werd mij nooit naar het verdwenen geschenk gevraagd.

Later las ik dat de piloot van de Hiroshimabom zijn vliegtuig naar zijn geliefde moeder had vernoemd, Enola Gay. De bom die haar zoon uit de buik van zijn bommenwerper liet vallen was ‘Little Boy’ gedoopt. Het fotografievliegtuig dat alles zou vastleggen heette ‘Necessary Evil’.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *