Detective


Het blijft voor mij de meest curieuze detective:
De detective is op zoek naar de ultieme dader.
Hij vooronderstelt dat het een mens moet zijn, een man.
Saillant detail: de verdachte is baarddragend..!
De volgende aanname is dat de dader met voorbedachte rade heeft gehandeld.
Na eindeloos speurwerk lukt het niet om zelfs maar sporen van het slachtoffer of van de dader te vinden.
In plaats van te overwegen dat er wellicht wel helemaal geen dader in de vorm van een bebaard mensenlichaam is geweest concludeert de detective dat de dader dood is.
Een hoogst curieuze conclusie omdat er in de verste verte geen lijk te bespeuren is.
Als toeschouwer vraag je je af welke misdaad er is begaan?
Het verbijsterende antwoord luidt; ‘Welke misdaad eigenlijk niet?’.
De absente verdachte heeft kennelijk alles op zijn geweten, goede daden incluis. Het draait hier namelijk om het concept God.
Deze beroemde detective staat op naam van Friedrich Nietszche, ‘what’s in a name?’.
De goddelijke leegte nodigt kennelijk uit tot de meest urgente menselijke projecties. In het sterven van die projecties openbaart zich iets…

Na dit staaltje van suspense heeft geen enkele detective mij nog kunnen boeien. Hier zit alles in. Een tunnelvisie van valse aannames.
Er is geen misdaad gepleegd, er is geen slachtoffer gevonden. Er is nooit een dader geweest in de vorm van een man met een baard. Allemaal waandenkbeelden in het hoofd van de detective. Hoe kan een dader die er nooit is geweest dood gaan? Het enige echte slachtoffer is natuurlijk Nietszche zelf.
Helaas was Nietszche blind voor het bewustzijn dat vooraf gaat aan de goddelijke leegte. Ook leegte bestaat pas op het moment dat het bewust wordt ervaren. Dichterbij de oorsprong kun je niet komen.
Of zoals F. Wildesheim stelt;
‘Het zijn is onbereikbaar, want dat ben je.
Met elke toenaderingspoging beweeg je je van het zijn af!’

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *