“Psst! Cheng, kom maar tevoorschijn, ze zijn weg!”
Ik hoor ze niet… heb geen zin om tevoorschijn te komen.
“Hij slaapt zeker…”, fluisteren ze.
Ik hoor alles in deze kleine nis achter het huisaltaartje van Kwan-Yin.
Mijn ouders hebben mij echt gewild, ook al wisten ze dat ik illegaal zou zijn. Dat ze met mij een onderduiker in huis haalden. Gevolgen overzien ze niet.
‘Liefde maakte ons blind’, verklaarden ze blij verdrietig. Toen ik dat hoorde kreeg ik medelijden met ze. Om mijn ouders te ontzien leerde ik alle dwingende voorschriften van het onzichtbare leven: er uitzien als een gemiddeld jongetje, onder schooltijd niet de straat op, stil zijn en blijven.
Vader leerde mij te doen alsof ik mijn broertje ben, voor het geval dat partijkameraden mij zouden aangehouden. Terwijl ik oefende om de naam van mijn broer te zeggen, voelde ik de ernstige angst van mijn vader die op mijn hart drukte, de last om groter te moeten zijn dan ik was.
De partij zou hen kunnen straffen voor de overtreding van de eenkindpolitiek.
Ik besta dus niet op papier. Naar school kan ik niet, moeder geeft mij les uit de boeken van mijn oudere broertje. Zijn oude kleren draag ik af en soms zijn naam. Ik leef in zijn schaduw als zijn schaduw, dun als zwart rijstpapier. Raar dat ik mij als schaduw zo zwaar voel.Alleen de oude dorpsdokter Wongzi weet van mijn bestaan. Meester Wongzi is in het geheim Tao-priester en onderwijst mij de rituelen, hij helpt mij gratis als ik ziek ben. Officieel heet ik niet. Ze noemen mij Cheng, het is de meest algemene naam. Als je hier niet weet hoe iemand heet dan noem je hem Cheng, als grap. Alleen met meester Wongzi voel ik mij thuis, misschien omdat hij ook in een geheim leeft? ‘Medelijden is het aaien van een egel, het doet pijn en de egel wordt er ook niet blij van,’ legde hij mij uit.
Er zijn duizenden van mijn ‘soort’, allemaal Chengs.De grote leider heeft laatst besloten om een einde te maken aan de eenkindpolitiek.
Er komt een tweekindpolitiek. Opeens hebben ze meer kinderen nodig. Voor de fabrieken, zegt vader. Maar wij zijn er al, alleen nog niet op papier. In het geheim hopen mijn ouders dat de Chengs nu erkend zullen worden en papieren krijgen. Ze durven er alleen niet om te vragen uit angst voor de harde hand van de partij.
Vannacht droomde ik van papieren, wegwaaiende papieren waar ik achteraan rende. Soms kreeg ik er een te pakken. Steeds met een andere naam erop. Wat is mijn echte naam? Ik kan iedereen wel zijn…?
Gisteren schrok ik wakker, nat van het zweet. Mijn vader troostte mij.
‘Lieve Cheng, rustig maar, ik hoorde je opeens schreeuwen.’
Hij blijft maar volhouden dat ik Cheng heet.Meester Wongzi zegt dat Tao onze moeder is.
‘En wie is dan mijn vader?’ vroeg ik hem.
‘Ook Tao!’ glimlacht hij.