De brug had een duurzame relatie aangelegd met de tunnel. Op de andere oever hadden ze elkaar leren kennen. Waar de brug haar voet aan land zette kwam de tunnel boven water.
Dat ze beiden oevers met elkaar verbonden schiep meteen een band.
Door hun verkeersaders stroomde het verkeer als een rivier van blik.
De brug was extravert en had veel buitenkant, de tunnel daarentegen was in zichzelf gekeerd en had louter binnenkant. De brug had een wijdse visie op de wereld, de tunnel beperkte zich tot één zienswijze. Hun geslachtelijk verkeer had vruchten afgeworpen, twee mooie kinderen; een kleine rotonde en een vluchtheuvel. De rotonde was nogal een ongedurig kind die in een vicieuze cirkel ronddraaide en plots kon afslaan naar een zijweg.
De vluchtheuvel bleef graag standvastig en geduldig op haar plaats wachten op niets.
Het lag in de lijn der verwachting dat de kinderen in de voetsporen van hun ouders zouden treden. Echter, de rotonde wilde later een rivier worden en zijn zus de vluchtheuvel wilde gewoon zichzelf blijven tot groot verdriet van de ouders.
Ze gingen hun eigen weg.