De plooien in de pasgewassen gordijnen
lijken helemaal niet op voren in de akker van mijn jeugd
en ook niet op de gefronste voorhoofden van zorgelijke ouders die planten goedbedoeld verdronken of verdroogden.
De plooien lijken nog het meest op rimpelingen in de geest
die vruchtbaar braak liggen als voor het eerste begin,
overwoekerd met wonderlijke onkruiden.
Nooit de behoefte gehad voren te trekken of om het prille begin te verstoren.
Onkruid heeft aan zichzelf genoeg en voedt al wat grazen wil.