Ons plafond had in de voorbije nacht kennelijk een oog gekregen, zomaar… We lagen in bed en voelden aan onze huid dat we bekeken werden. Woordeloos wisten we het van elkaar, onze handen zochten elkaar, kijk! Vreemd genoeg schrokken we niet, we keken terug in verwondering.
De blik was zo intens dat het niet lukte om niet te kijken, het leek eindeloos te duren, een blik op oneindig?
Het was alsof het oog luisterde naar ons kijken, alsof het ook tegelijk een oor was,
en zonder woorden leek het zien ook antwoorden over te dragen op onstelbare vragen. We voelden ons gezien, al konden we er geen woord over wisselen.. Het oog ging heel zacht dicht, het plafond sloot zich naadloos glad. Het zicht is gebleven, het zicht zonder ogen.
