Er was eens ‘n steen,
met een gat erin
dat groter was
dan de steen zelf.
De vorm van de steen
was gelijk met de contour
van het gat
dat haar van binnenuit
hermetisch had omvat.
De steen bezat ook nog eens
een kleur, die in de verste verte
op geen enkele andere kleur leek,
maar niet van echt te onderscheiden was.
Het soortelijk gewicht was zo licht
dat de steen amper schaduw wierp,
alsof ze transparant was.
Wie deze steen nooit met eigen ogen zag,
kon zich er geen voorstelling van maken.
Desondanks of dankzij?, was dit een steen
om nooit te vergeten.
met een gat erin
dat groter was
dan de steen zelf.
De vorm van de steen
was gelijk met de contour
van het gat
dat haar van binnenuit
hermetisch had omvat.
De steen bezat ook nog eens
een kleur, die in de verste verte
op geen enkele andere kleur leek,
maar niet van echt te onderscheiden was.
Het soortelijk gewicht was zo licht
dat de steen amper schaduw wierp,
alsof ze transparant was.
Wie deze steen nooit met eigen ogen zag,
kon zich er geen voorstelling van maken.
Desondanks of dankzij?, was dit een steen
om nooit te vergeten.
Op de kaalte van dit onvoorstelbare
kunnen nu gedachten groeien als haren.
Gedachten over hoe, wat, waarvoor,
hoezo, waar, waarom, welke gek verzint zoiets?
Deze gedachtenharen zullen in de war raken,
men zal ze vergeefs willen kammen, bijknippen,
watergolven, permanenten, vlechten,
modelleren tot een coherent kapsel.
Alleen een tondeuse zou uitkomst bieden
of plotselinge haaruitval.
Overal waar ik kijk zie ik stenen van onmetelijke proporties. Boven mij, onder mij, dichtbij, achter het huis, voor de horizon, zelfs in mijn wc-pot. Alsof de duivel er mee speelt vanzelfsprekend overmatig begroeid met gedachtenharen die door mijn hoofd dwalen. Waar ligt ook alweer mijn denkbeeldige tondeuse? Achter welke steen?