Poolgod


Het herinnert zich die goede oude
koude god uit de poolstreek
waar mijn ijswieg ooit stond.
Kou was voor ons poolbewoners
een direct voelbare godheid, nu
is onze geboortegrond verdooit.
Onze god, zo tastbaar, hanteerbaar
als in een sneeuwballengevecht.
Wij woonden daar domweg in haar,
onder haar dikke warme huid
van sneeuwblokken en dronken
haar lichaam van gesmolten vlokken,
na elk warm slokje ademde je
wolkjes god die in lucht bevroren.
We werden omvat als door ‘n huid
van kou van binnen uit, zo ver
we keken, verblindend wit.
Een liefde die deed rillen.

Luisterrijk


Haar mond propvol mysterie
Maan kan geen pap meer zeggen

één gapende hap licht te midden
deze opluisterende zomernachtmis

volmaakt zonder smaak komt
elk binnensmonds wonder
om in het zintuiglijk licht
van allesverterende papillen

magisch klankschap licht op
in stilte van oorsprong

melodisch weefsel vormt
‘n bijna tastbare huid