Ozamaki’s tuin

Een oude hark harkt
met zijn paar scheve tanden
het gras door de war
*
De lekke gieter
ligt voldaan op de bodem
van de regenput
*

De luie tuinman
snoeit al zijn ambities weg
er bloeit ruimte op

*

De geit maait het gras
in een perfecte cirkel
haar touw meet het af

*

Wat doet die geit nu?
haar touw is doorgebeten
een wild pad graast zich

*

Zwarte wind

De nacht kwam
ons aangewaaid
als zwarte wind
ging ze klam liggen
over ons witte laken

Ze kon de slaap niet
vatten dankzij de hitte,
uitgewaaid bleef ze
buiten adem
duister nazinderen

Met open ogen
droomden we
koortsachtig wakend
over haar windkinderen
die als vluchtige vleugjes

ronddwaalden over de aarde

Hoe haalde ze hen bijeen
tot volwassen stormen,
tot louterende orkanen
die voortrazend
al het vuil en wanen
van onze toveraarde
af zou blazen?

De wind van nacht.
lachte zacht:
‘Wat een dwazen…’

De man van Taal

De man van Taal werd uit adem  geboren als basaal kabaal…
Al zijn ledematen bestonden uit losjes uitgesproken lettergrepen.
Zijn uiterlijke omschrijving verhaalde puur klankmatige namen,
zijn levensgeschiedenis fabuleerde louter zinsverbanden.
Stel je voor, een heel taallichaam bestaand uit klanken.
De man van Taal zelf zei nooit veel.
Zijn lichaamstaal sprak als vanzelf.
Hij sprak vaak over zijn levenspad dat alleen als klinkers en medeklinkers klonk.
Na wat letterlijke stappen liep hij lettergrepen bij elkaar die al wandelend woorden vormden…
die op hun beurt zich weer tot uitgesproken begrippen ontwikkelden.
De Man van Taal vroeg zich nooit af wat de zin was van zijn wandeling.
Het was hem genoeg om weg te zinken, te verdrinken in welk
luisterend oor dan ook, vertrouwde hij mij toe.
Toen ik hem vroeg naar het waarom van dat genoegen klonk hij opgewekt berustend:
“Om terug te keren in de oorsprong…want als gevolg wens je niets anders dan thuis te komen in de oorzaak…”
“Dat is opmerkelijk”, zei ik, dan wenst u als gevolg zijnde…dus de oorzaak van de oorzaak te zijn…ik bedoel dat de oorzaak een gevolg is van u… snap ik het zo goed?”
“Precies”, zweeg de man van taal terwijl zijn lichaam boekdelen sprak.
“Dan wens ik u een behouden aankomst en een hartelijke ontvangst aldaar!”, zei ik nog.
Maar de man van Taal was al uitgeklonken.

Vergiskundig

Vergissen is menselijk of vergis ik mij nu weer?
Wat betekent menselijk eigenlijk?
Meestal komt alleen het meest wenselijke boven drijven:
het mooie, het goede, het ware… wenselijke talenten en vermogens.
Wat we onwenselijk vinden noemen we liever onmenselijk.
We noemen het allerergste, als ik mij niet vergis…liever beestachtig om het buiten de mens te plaatsen.
Het lelijke, slechte en het leugenachtige wordt met de mantel der liefde toegedekt…
als doekje voor het echte bloeden…of vergis ik mij nog eens?
In werkelijkheid zijn we natuurlijk even menselijk als onmenselijk.
Menselijk is dus een containerbegrip waar de duistere kant zich in schuil houdt.
In tegenstelling met het wenselijke dat zich immers graag laat zien, prat gaat en te koop loopt. Het ontkennen van de duistere kant is het meest onwenselijke vermogen.
Er zit niet 1 rotte appel tussen talloze gave appels. Elke appel bezit het talent om rot te zijn. Rotte appel zijn is uitermate menselijk…of vergis mij nu voor de zoveelste keer?

Stockholm

Nietszche is nog altijd
nogal dood…Natuur natuurt,
ze leeft zich in en uit,
beademt het zijn.
Ze is onze levende Godin
Waar begint ze?
Waar begint ze eigenlijk niet?
En waar eindigt ze?Luister je niet
naar haar verfijnde balans…?Stem je bestaan niet af
op haar oorspronkelijke aard…?

Dan is haar respons spontaan,
rigoureus als een orkaan

moeiteloos tovert ze oceanen
om tot woestijn

geen Bijbelse strafplaag
van een wraakzuchtige
maar een hoognodig hervinden
van wankel evenwicht

Zijn wij gegijzeld
door de natuur?
Natuurlijk.
Haar eisenpakket is
het mysterie zelf

Onze enige redding lijkt
een Stockholmsyndroom
te ontwikkelen met de godin

en sympathie op te brengen
voor al haar onvoorspelbare grillen,
voor haar chaos
die niets is
dan onbegrepen orde

Sportgod

Omdat God altijd maar won
verzon deze opschepper met duivels genoegen
een geniale demon,
de slechtste versie van zichzelf.
God is goed, maar zijn demon geniaal,
referentie voor het sublieme.
Wat is er saaier dan spelen
als de uitslag bij voorbaat vast staat?
Is er een betere tegenspeler denkbaar
dan wanneer de duivel er mee speelt?
Nu pas staat er iets op het spel.
Spelen met Lucifer is spelen met vuur,
vlammen gaat nooit vervelen.
Opgaan in het vuur van het spel.

Geknabbel

Het onmogelijke als enige houvast.
Niet dat men het ooit vast zal houden,
men kan ernaar reiken,
een kompas om op koers te blijven.
Het bereikbare bestaat al,
bekend terrein in kaart gebracht
door talloze handen bezoedeld,
herhaalbaar op de lopende band
van reproductie, verzekerd
van slaapverwekkend succes.
Evolutie is het onafgebroken geknabbel
van alle levensvormen aan de grens
van het onvoorstelbare.
Moeten we wel menselijker worden of
knabbelen we ons naar iets dat de mens
overstijgt, naar iets onvoorstelbaars?

Vete

Wat is een rechte lijn anders
dan een breedteloze lengte?
of is het een lengteloze breedte?
of van opzij gezien
een erg kleine maar erg dikke stip?
Het is maar hoe je het bekijkt.

Elke maatstaf blijkt ‘n afspraak,
elke definitie een relatief begrip
dat zich met metingen wil bevestigen.
Met wat wordt het ijkpunt eigenlijk geijkt?
Weten zelf wordt nooit gemeten.

Is het een vaste regel
dat ‘t exacte afwijkt?
Neemt elke uitzondering wraak
op het concept van het absolute?
Het beslechten van een oude vete?

Weten laat zich niet meten.

Personeel

Mijn dierbare psychiater Ralph zag het plots niet meer zitten toen ik afgelopen vrijdag voor de zoveelste keer over mijn gelukkige jeugd begon te oreren.
Gelegen op de pluchen sofa hoorde ik diepe zuchten slaken, die overigens heel muzikaal overgingen in zachte snikjes en gesnotter.
Mankeert er iets Ralph…zo ja, wat gaat er nu door je heen, vroeg ik op automatische piloot.
De gestandaardiseerde vraag die mij ook elke week de afgelopen tien jaar op vrijdagmiddag was gesteld.Ik trek het echt niet meer, bracht hij stamelend uit met zijn kale hoofd in zijn handen.
Wat trek je dan niet meer, beste man, je kunt het gerust vertellen, je kent me toch?
Hij bleef roerloos zitten en maakte rare geluidjes iets tussen piepen en grommen in.
Kom op Ralph, voor de draad ermee, stoor je niet aan je beroepsgeheim…

Ik kan het niet meer aanhoren PieterJan, die eindeloze opsommingen over je onbezorgde jeugd…komen mij de…

Maar wat wil je dan? Kan ik er soms wat aan doen dat ik een zondagskind ben?

Ik wil er gewoon mee stoppen, PieterJan, jammerde hij zachtjes.
Hoezo gewoon stoppen…ik betaal je hier toch Koninklijk voor…dat is toch niet gewoon?
Ik geef je zelfs nog een extra fooi voor je luisterend oor…als ik op zondagochtend kom.

Hortstotend kwam het hoge woord eruit. Ik ben zo spuugzat van al jouw goudenlepelverhalen…je erfenisjes…je landgoederen…jullie sublieme kunstcollectie.

Maar Ralph, begon ik op vaderlijke toon: weest nou eens redelijk…daar ben je toch psychiater voor…je kunt mij toch niet verwijten dat ik alles op een presenteerblaadje krijg aangereikt door mijn personeel?

Maar ik kan het echt niet meer, PieterJan… echt het is op!
Het moet toch niet gekker worden, mompelde ik binnensmonds voor mij uit…dat de psychiaters gek gaan worden vanwege paradijselijke jeugdherinneringen…je bent toch zeker niet jaloers, Ralph?

Mijn behandelaar kroop inmiddels op handen en voeten door de spreekkamer naar zijn bureau waar hij onder bleef zitten.
Kop op Ralph, kom daar eens onder vandaan…of denk je soms dat het voor mij zo leuk is om nooit wat te klagen te hebben?…nou ik geef het je te doen….en dat glijden van een leien dakje vereist heel wat stuurmanskunst, kan ik je vertellen.

Ralph!…..jemig Ralph, Ik zou bijna gaan denken dat er iets mis is met mij?