Herman Wigbold was de gebeeldhouwde godheid die heel mijn jeugd met zijn alziend oog monitorde vanaf de voorpagina van ‘Het Vrije Volk’. De hoofdredacteur als God.
Net als mijn vader kamde Herman zijn opstandige haardos na de koudwater-arbeidersdouche golvend naar achteren, de bokkepruik diende in het gelid gebracht, haar als helm in de strijd om verheffing in het arbeidersparadijs.
Ook mijn kop gaat nog elke dag gebukt onder het fonteintje voor een nederige arbeidersdouche. Kou doet de hersens jeuken, laat ze niet in slaap sussen door het kapitalistische warme bad. Luxe corrumpeert.
Het Vrije Volk is verdwenen en daarmee de vorsende blik van God Herman. Al kan ik niet ontkennen dat er ergens diep in de oppervlakte van de scheerspiegel een Wigbold waakt over mij. Als handarbeider, klavierspeler werk ik dagelijks aan de achtergrondmuziek van dit arbeidersepos, deze multidimensionale film waarin iedereen als figurant de rol van zijn leven speelt.
Maand: mei 2021
Rupsvoertuig
Herinnert de vlinder zich nog waar
ze als rups ooit van droomde,
of heeft ze soms vederlicht spijt
om geen Tsjwang-tse te zijn?
Hoe weet men dat een rups het geluk is
om wat dan ook te zijn, bereid om
‘om het even wat’ te worden?
Hoe weten wild spelende vissen
onder de brug dat Tsjwang-tse
zo’n plezier schept in visgespartel?
Is het vanwege een algeheel benul
dat welke verschijningsvorm dan ook
bestaat in zich eenwetend spul?
Wat voelt als een vlinderzwerm
in het hart is neergestreken?
Wat voelt als het hart
vinnen heeft gekregen?
