Prioriteit

Vandaag ga ik maar eens een gat graven met m’n dikke voorpoten.
Zomaar ergens in de grond, een gazonnetje kan trouwens ook.
De aarde krabben, misschien heeft ze wel jeuk?
Gewoon lekker graven, klonten klauwen en dan m’n neus erin stoppen,
in dat gat, er een hapje van nemen en dat dan lekker uitspugen
en dan verder….Gewoon gezellig even samen met de aardbol,
een onderonsje met de grond… En als ik wat proef dan kijk ik even
verwonderd in het rond of er nog iets is om te beleven.
Maar er is niks beters te doen dan graven, je staart slaat de maat.

Metaforistan

We leven in de Vrijstaat Metaforistan.
Een taalgebied dat permanent onder de voet wordt gelopen door nieuwe, verse en vreemde vergelijkingen. De metafoor is een vrijheidsstrijder die de bestaande taalclichés probeert te ondermijnen en beperkte begrippen ruimer probeert te maken. Alles wordt maar met elkaar vergeleken…lukraak of doelbewust, terecht of onterecht…appels met peren. Alles lijkt geoorloofd.

“De tang is het varken van de onbegrepen metafoor”

Het metaforenleger voert een vergelijkend warenonderzoek uit,plundert op haar rooftocht alle bestaande platitudes. Elke metafoor probeert nieuwe gebiedsdelen te veroveren op het onzegbare. Het continent van het onzegbare is echter alomringend, Terra Incognita.
Wat als we alles hebben vergeleken met alles? Wat als de tang van het varken overal op heeft geslagen? Slaat alles dan op alles? Of blijft het onvergelijkbare over? Zal dan het unieke zich openbaren, het eenmalige geheim?

“Menselijk begrip is een eilandje met een falende grensbewaking om het invasieve mysterie buiten te houden”

Zoethoudertje

Hersentjes proberen nu eenmaal overal chocola van te maken. Chocola met de bijsmaak van betekenis. Als die bijsmaak geproefd wordt geeft het chocobrein zichzelf een beloning, een gelukshormoon. Een vorm van zelffelicitatie. Het hoofd is een eigenaardig soort chocoladefabriek. Zelfs van de meest onmogelijke ingrediënten fabriceert het brein nog iets wat vagelijk naar betekenis smaakt. Er komt geen cacaoboon aan te pas.
Het doet denken aan de befaamde Koetjesreep die geen snufje cacao bevat. Maar de Delftsblauwe wikkel maakt alles goed. Zonder die fabriek smaakt alles naar mysterie, je weet niet wat je proeft. Hmmm, heerlijk mysterie, geef me nog een stukje!

Vergezucht

tijdens het lezen komt de wind op bezoek
de tuindeur staat voor je kat op een kier

je leest net in ‘n gedichtboek over “Gods
vergezicht… dat vertrekt…geen spier…”

met een vlaag bolt de vitrage op…plots
waait je muffe kamer vol tintelfrisse lucht

je leest: “G. geeft mooi niet thuis en laat
zich nooit niet kennen, je bent er ingeluisd

en jij maar bellen aan elke deur, in elke straat
G. woont overal, het genie is net verhuisd…”

je legt het boek weg en slaakt een zucht
van verlichting. G’s ademhalingswegen

zijn ondoorgrondelijk en ‘n zeldzame zegen,
onlosmakelijk verbonden met ieders longen

elke hartslag wordt door zuurstof overbrugd,
elk wezen van dezelfde wind doordrongen.

Stralend blind

Een schaduw bestudeert alle boeken over de zon, ze moet wel indirect onderzoeken.
De zon zelf kent ze niet direct.
Zou schaduw de zon ontmoeten…
dan verdween ze voorgoed in dat onvermijdelijke licht.

De zon daarentegen heeft nog nooit een schaduw gezien,
ze kent het bestaan van schaduwen niet.
Hoe zou ze het bestaan van schaduw moeten erkennen… waar dan?
Overal waar zon haar licht schijnt verdwijnt tegelijkertijd elke zich verschuilende schaduw,
snel als het licht.

Ook de legendarische nacht, het thuisland van de schaduwen kent de zon niet.
Nergens ziet zij nacht, ze straalt permanent rondom, lumineus.
Dit zou de onwetendheid van de zon zijn, de blinde vlek van wetend licht.

Taalgevoel

Triëst is de befaamde Italiaanse kustplaats
die waarschijnlijk alleen in het Nederlands
een nogal treurige gevoelswaarde oproept.

Dit is slechts een onschuldig voorbeeld
van hoe taal onbedoeld verwarring zaait
en volkomen irrationele verbanden legt.

Vanwege de overeenkomstige architectuur
noemt men Triëst ook wel: ‘het Wenen aan Zee’.

Hetgeen nog eens ten overvloede bevestigt
dat het daar wel echt om te huilen moet zijn.

Mentarium

Zoals er een aquarium bestaat voor vissen en andere natte dieren,
zo is er een terrarium voor hagedissen, slangen…droge dieren.
Het ‘mentarium’ is veel minder bekend hoewel ieder mens er een
in beheer heeft in meer of minder bevolkte mate.
Het mentarium is een denkbeeldige vergaarbak van schijnbaar levendige ideeën,
denkbeelden, verbeeldingen, obsessies, overtuigingen…dat soort virtuele
populaties. Het is overwegend donker in de bak, ‘vele schijnbaren’ kunnen
het daglicht moeilijk verdragen. Maar het merendeel wil gezien en gehoord
worden. Ze worden gevoerd met aandacht.
Dode dingen zijn uiteraard aandachtsverslaafd, dat is begrijpelijk.
Ze willen ook een beetje bestaan, een kwestie van een graantje meepikken.
Onderling is er dus een enorme concurrentiestrijd om aandacht. Ze verdringen
elkaar, vreten elkaar soms op zodat er enorme ‘containerbegrippen’ ontstaan.
De aandachtsfocus van de mens is het gaatje in vergaarbak van het ‘mentarium’
door dat gaatje kan er steeds één schijnbare ontsnappen en in de fysieke wereld
komen waar het zich onmiddellijk wil realiseren. Het wil waargemaakt worden…
dat wil zeggen: een lichaam krijgen…in welke vorm dan ook, een boek, een object,
een ritueel, een gebouw, een gedicht, een muziekstuk…
Ook al heeft het schijnbare een lichaam verworven dan nog blijft het totaal afhankelijk van aandacht om te leven te komen. Ik ken iemand die slechts één gedachte koestert in zijn verder lege mentarium. Het betreft een gedachte die niet van denken houdt. Hij klaagt erover dat hij aan niets anders meer kan denken. Die ene dode gedachte lijkt uiterst levend door al die aandacht.

Week

Maandag heeft soms wat koudwatervrees,
de week is dan nog niet lekker op temperatuur.
Meer een dag om voorzichtig in pootje te baaien.

Het begin van de week is sowieso nog te ondiep
om in te zwemmen. Geleidelijk loopt de week vol.
Halverwege dinsdag klotst het tegen de kozijnen.

Alles staat in de week of beweegt zich drijvend
voort met de stroom. De week lijkt een aquarium.
Woensdags kun je al naar de overkant zwemmen.

Donderdag stijgt ‘t water hoger en zink je dieper,
Je verdrinkt liters water om het peil te verlagen.
Op vrijdag moet je duiken om de bodem te raken.

Zaterdag stroomt het golvend over de rand.
Zondagmiddag sijpelt het water steevast weg.
Waar zit het lek?…welke gek trok die stop eruit?

Zondagnacht staat de week leeg, drooggevallen
een brede beek vol gladgeslepen kiezelstenen.
Als kind sta je daar nog altijd te staren naar ‘t grind

in die tijdloze bedding ben je…verdwenen.