Col

Ik heb behalve het gezicht mijn gehele huid vol laten tattooëren.
Het deed even pijn, maar geheel bedekt zijn voelt heel veilig.
De inkt werkt als camouflage die mij aan het zicht onttrekt.
Mijn blinde tattoomeester werkt met onzichtbare inkt,
want ik wil er natuurlijk niet mee te koop lopen.
Vandaar draag ik altijd een coltrui en kniekousen.
Niemand weet dat ik een wandelende iconografie ben.
Het gaat ook niemand iets aan. Ik doe het voor die blinde meester. Op de tast betekent hij mij met betekenissen. Zonder dat beteken ik niets.
Het is iets heel intiems, iets tussen mijn huid en het daglicht.
Dat niemand het ooit zal zien maakt het zo bijzonder en waardevol. Zeldzaam is al bijzonder, maar nooit vertoond…is pas echt uitzonderlijk.
Nu schijnt het alleen, heb ik van horen fluisteren, dat er massa’s van mijn soort rondlopen. Te herkennen aan hun coltrui. Ik zie dat als provocatie.
Soms voel ik mij als een kudde zwarte schapen.

Fabelhaas

Er bestaat alleen handel met voorkennis.
Je zou toch wel gek zijn als je handelde zonder voorkennis
als je precies weet hoe de hazen lopen.
Bovendien, als je zelf niet het risico wilt lopen het haasje te zijn,
dan kun je ook nog je kennis verkopen, ‘handel in voorkennis’.
Je kunt zelfs zonder enig kennis nepkennis verspreiden die
de markt manipuleert, voorkennis organiseren.
Handel zonder voorkennis bestaat alleen in de hoofden die
geen kennis hebben of buiten kennis zijn. Hun naam is haas.
In zake voorkennis heet eigenlijk iedereen ‘Haas’ ,want niemand
mag het weten wat voor iedereen evident is.
Wie het toegeeft is het haasje, maar komt er nog makkelijk mee weg.
‘Heeft u deze verdachte ooit gezien, ontmoet of gesproken?’
‘Nee, ik kan mij niet herinneren ooit deze vierpotige afgetrainde
heer met lange oren te hebben gezien’
‘Ook niet als ik u vertel dat hij razend snel is in een groen groen knollenland?’
‘Nee, edelachtbare…’
‘en dat hij daar hoeken van negentig graden slaat?’
‘Mijn geheugen laat mij helaas in de steek edelachtbare’.
‘En deze langwerpige oranje stengel met groen loof, komt die u bekend voor?’
‘Nooit gezien edelachtbare, ik heb geen idee wat het is!’
‘Het is om te eten…ooit van geproefd?’
‘Nee, edelachtbare nooit van geproefd’.

Illustratie: Michael Sowa

Bruikruim

Er verschijnen gedachten in bovenkamers,
niemand die ze bezit, niemand die de kamers bezet.
Het zogenaamde ik is zelf een kakelverse oude gedachte.
Ik is de gedachte, als een spook in de kamer.
Deze gedachte is universeel, maar zonder eigenaar.
Er is geen eigenaar die welke gedachte dan ook bezit.
Zonder eigenaar blijkt bezit een onzinnig concept.
Zonder eigenaar heeft hebben geen betekenis.
Voor het zijn is alles een gegeven, in bruikleen.
Om even te gebruiken, daarna geeft niemand het terug.
Niemand zijn is het meest gebruikelijke, natuurlijke.
Onbewoond zijn de bovenkamers het meest bruikbaar.
Deze bruikruimte geeft gelegenheid aan wat al niet?

12 uur

Verrek, het is al weer 12 uur.

Alweer? Gisteren ook al…toen zei je het ook al!

Nu je het zegt, het is altijd 12 uur op dit uur van de dag.

Vreemd toch, bijna occult…precies rond deze tijd…

Kan geen toeval wezen, dan heeft het zo moeten zijn.

Iedere dag rond deze tijd weer ditzelfde ene moment.

Je kunt er de klok op gelijk zetten…

Ja of niet, gewoon stil laten staan.

Dan is het ook twee maal daags precies de juiste tijd.

De ziel leeft vrij van tijd…

Inderdaad waarom zou die anders op de klok moeten kijken?

De ziel is gemaakt van immer.