In het ‘Niet’

De kunsttempel stelt zich ten toon als een kunststukje van klassieke verhoudingen, met als voornaamste bouwmateriaal ruimte, ruimte die er altijd al geweest is…
De kunst binnen de tempel zelf lijkt soms kunstmatig, af en toe heel kunstig, vaak kunstzinnig, of van ‘echte’ kunststof. Je weet in het beste geval niet wat je ziet, welke vreemdheid stelt dit nu weer voor? Een hoog raarheidsgehalte.

De meest zeldzame beleving ontstaat wanneer het begrip kunst zelf wordt overstegen, dat vergeten wordt dat er geen criteria voor bestaan, geen keurmerk. Dat geen kenmerk het enige kenmerk is van het wezenlijke.

In de brochure lees je dat kunst vaak iets anders wil zijn om ‘het gewone’ weer als nieuw te kunnen ervaren en ‘hoe het kunstwerk zich verhoudt tot de ruimte’. De echo van dit machteloos grijpen naar houvast klinkt nog lang na.

Een kunstwerk verhoudt zich niet tot de ruimte, het verzuipt erin. Ruimte is van nature buiten proportie, elke verhouding is zoek, elk ‘ding’ hoe groot of hoe kunstig ook verdwijnt erin. Het ‘ding’ valt in het niet.
De val in het ‘Niet’ is de directe ervaring van totale ruimte.
Dit overkomt ook de bezoeker als ding. In de val valt ‘hij’ samen met ruimte. Kunst blijkt dan een mystiek ruimtevaartproject.

Steen

mijn vriendin steen is blind
te hard geweven is haar vlees

haar stilte…een en al oor
in haar slaapt lucide nacht

leen haar wat zintuigen
om naar aardzwaarte te tasten

haar schaduw koelt bodem
ze proeft vochtige aarde

bekend is dat waar ‘n zintuig mist
andere zintuigen zich scherpen

laat staan voor wie ze allen mist
die kent het kennen als geen ander

de steen kent mij onzintuiglijk
ze kent wat kent in mij steengoed

het ruikt hier naar gedicht zegt ze
met haar lichaamstaal in gewicht

Ukkel

{CAPTION}

Dit is vast de eerste Ukkel die u ziet

en meteen dan ook de allerbeste.

Betere Ukkels dan deze zijn er niet.

De Ukkel is gelukkig, geen mens,

geen dier, geen plant, geen steen.

Van deze Ukkel is er slechts één.

Wat zou het dan voor wezen wezen?

‘n wees is ‘t niet, kwam immers zonder

ouders ter wereld, als zeldzaam wonder.

De Ukkel heeft geen verleden

en leeft in huidig heden

anders dan sufsukkels vroeger deden.

Voor toekomst heeft Ukkel geen tijd,

‘later is een bloem die nooit bloeit’,

aldus Ukkel die zwemt in eigen aardigheid.

Ukkel is vrij van zwaartekracht

en zo vloeibaar als bananenlimonade,

geeft licht in de donkerste nacht.

Een Ukkel voedt zich met droomspul

geoogst uit vers mensgedommel,

al etend gonst het als een hommel.

U vraagt waar houdt Ukkel zich op?

Zelden zie je Ukkel in een notendop,

nog minder vaak in een envelop.

Meestal kom je Ukkel zomaar ergens

tegen, onverwacht bij zonsopgangen,

bij vollemaanslicht of op appelwangen,

schuilend achter vergezicht of als

schaduwrand rond krekelgezangen,

soms glijdend van een giraffehals.

Maar waar je Ukkel ook vindt, geniet,

want die eerste keer zal meestal ook

de laatste zijn dat je Ukkel ziet.

Puur geluk voor wie Ukkel ooit vindt,

met zijn hoedje zonder sproeten,

lijkt het meest een ongeboren kind.

Doe Ukkel de hartelijkste groeten

namens mij, mocht het u lukken

dit zeldzame geluk te ontmoeten.

Het eenmalige komt nooit weerom,

blijft eeuwig eenmalig als de Fluks

die u niet kent, juist..daar zit de Kruks!

Rotterdams gesprek

Wie zeg je?
Die ene vent, je weet wel.
Ik zou niet weten, welke kerel dan?
Die gozer met dat velletje over z’n neus.
…………….
Ja, wat daarmee dan?
Nou, die lamstraal is er mee gestopt.
Ohjajoh…Waarom dan?
Het had geen zin meer, zee die.
Hoezo had-ie geen zin meer dan?
Nee, Het…het had geen zin meer.
Wat is Het nou weer?
Ja zeg, Het is een velletje maar dan zonder neus, nou goed?
Waarom begin je over stoppen?
Jij begon er toch zeker over?
Nou stop ik er mee!

Medium

Die lieve hond van de buurtvrouw kwam op bezoek. Ze had onze dierbaarste nog gekend in zijn schrale nadagen. Ze gaf me geen poot. Dat vond ze kennelijk ongepast. Ik kreeg meteen haar hele kop in handen gelegd. Ik pakte haar gebaar dankbaar aan bij beide oren. Dat vertrouwde gevoel van flapzachte vachtwarmte.
Ze vertrouwde mij toe…’Het gaat heel erg goed met onze voormalige…’ ,met haar sprekende omberbruine ogen. Stilzwijgend staarde ze in de verste verten van de eeuwige jachtvelden alsof ze hem daar vredig zag rondsnuffelen…
Haar bejaarde wenkbrauwen gingen plots omhoog:
‘…Als je me nu nog een koekje geeft dan vertel ik je meer…’

Verbazing?

Wie is hier de baas?
Diegene die bepaalt wie de baas is.
Wie heeft dan bepaald dat die diegene dat mag bepalen?
Iemand die de bepalingen bepaalt?
Hoezo bepaal jij dat, ben jij soms de baas?
Nee, jij bent de baas!
Wie ben jij om te bepalen dat ik de baas ben?
Niemand, ik zeg alleen dat jij de baas mag spelen.
Oh, dus jij speelt dat jij de baas bent die bepaalt dat ik de baas mag spelen?
Ja, natuurlijk, het is toch een spel?!
Ok, dan mag jij nu de baas spelen!
Nee, speel jij maar de baas!
Nee, jij….wacht even, als ik de baas mag spelen dan moet jij doen wat ik bepaal.
Dat klopt, ik moet doen alsof, het blijft een spel.
Nee, maar dan is het niet echt, als je doet alsof!
Natuurlijk wel, ik doe echt alsof jij de baas bent.
Hoe kun je nu echt doen alsof?
Je kunt nooit anders doen dan echt alsof als het om het spelen van de baas gaat!
Dus je moet het zo echt mogelijk spelen dat het alsof is.
Natuurlijk, dat is het echte spel.
Dan is het spel ons de baas.
Dan heeft het vrij spel…
Spel dat ons vrij speelt…
Je verbaast mij.
We verbazen elkaar.