Ik, Koeka Racha groeide op in een veilig warm nest van welopgevoed ongedierte. Als nazaat van een trotse familie adellijke kakkerlakken uit het Carboon, een driehonderdmiljoen jaar oude beschaving. In de vochtwarme sfeer van onze kelderwoning koesterden wij ons kleinburgerlijk geluk. Op een alledaagse doordeweekse morgen riep mama Racha mij wakker: ‘Koeka! Opstaan, nu, hoor je me Koeka?!’. Om naar het insectengymnasium te gaan, ik had immers een tentamen entomologie…tijdens het ontwaken deed ik de gruwelijke ontdekking: het prachtige chitinepantser van mijn uitwendige skelet was verweekt en vleesroze verkleurd, met hier en daar wat vies haar erop. Bij nadere inspectie bleek mijn gehele kakkerlaklijf van gedaante veranderd. Het zweet brak mij uit toen ik mijzelf al huiverend in de door vocht verweerde badkamerspiegel aanschouwde: waar waren mijn fiere voelsprieten?…waar mijn fraai glanzend schilferig schild…ik was veranderd in een afschrikwekkend monsterlijk wezen…in een mensch…van vleesch en bloedch…ch.. Niemand mocht mij zo rozebevleesd betrappen… ‘Koeka!, waar ben je?’ ,klonk het, ijlings schoot ik de kamelenharen kamerjas van Opa Racha aan, ze zouden mij verstoten of verdelgen als een ongewenste indringer.
Wij, vanuit het Carboon, keken hautain neer op deze inferieure soort, als een nog vrij recent verschijnsel, evolutionair gezien feitelijk een snotneus, bovendien een plaag voor de planeet. Inmiddels was ik ruimschoots te laat voor het tentamen. Mijn entomologische carrière kon ik sowieso wel op m’n buik schrijven.
Maand: mei 2019
Verstopt
Je voelt je geschaduwd door een zachte leegte op pootjes.
Soms kwispelt het nog van verheuging en verwachting.
Overal volgt het jou op de voet, zo bladstil en trouw.
Aandacht blijft waaks op welk teken van leven dan ook.
Vergeefs probeer je daar te krabben, waar je nooit bij kunt.
Je graaft maar raak, vergeten waar je je botje hebt verstopt.
Wat niet slaapt kun je nooit meer wakker maken.
Nat
Met de beste uitrusting, de beste hengel,
de sterkste lijn, de scherpste haak,
het lekkerste aas zitten vissen
aan de oever van de zandwoestijn.
Je oude opa had een lek bootje,
maar geen hengel en geen haak,
daarom voerde hij zijn oude karpers
stukjes brood uit de losse hand.
Naar welke vangst vist een lezer?
Niets om aan de haak te slaan.
Wie is hier een vis of een visser?
Hoe dan ook, lezen, niet happen
of wel, is ook goed, men wordt toch weer
teruggeworpen in de zee van mogelijk
heden, en wat een ontvangst, alles nat.
Niet meer weten wat nat is en wat niet.
Vrij zwemmend door deze regels heen.
Wanderlust
Overal zwerft nog haar van de dierbare.
Nomadische vlokken die over steppen
van tapijten en vloerkleden trekken.
Jaren van wanderlust vinden hierin rust.
Verzameld tot een hele dot dons
pluizen lentevogeltjes in de tuin er
pluisjes uit, nesteldraadjes…
eitjes in vachtwarmte.
Blijf
Blijf!
Blaf.
Nee, Blaf blijf!
………!
Goed zo, braaf!
Waar blijf je nou?
Waar blijf je?
Je blijft waar.
Waarblijvelijk,
blaffeloos,
blijvend waar.
………!
Genen3 (Opa Darpo)
Buurman Momzi had zijn gebit ‘afbetaald’, in natura, dat wil zeggen dat de gevel van de tandarts er weer mooi witgekalkt bij stond. Nu hoefde ik Belko niet meer uit te laten. Inmiddels had ik wel de hand kunnen leggen op papier, oude partijnotulen van Opa die voor het toiletgebruik werden verstrekt. Vader had ze op zolder gevonden en ze weggeborgen in zijn geheime afsluitbare Wedelbeier-kast, alsof het waardepapieren betrof. Per wc-bezoek konden we één zuinig velletje van hem krijgen. Ik gebruikte ze niet, maar verzamelde de lege achterkantjes voor mijn ‘Magnus Opus’, mijn literaire meesterproef. Inkt had ik genoeg, flessen vol van grootvader. Het was nu rustig afwachten geblazen voor het juiste moment. Intussen broedde ik op een pakkende titel, alsof de juiste titel het zaadje was waaruit het boek zou ontkiemen. Over het verhaal maakte ik mij geen zorgen dat lag al helemaal besloten in die perfecte beginzin: ‘Ik heb je gratis gebaard!’ Dag na dag mijmerde ik al lanterfantend over de definitieve titel.
‘Trechterziel’ viel af, ‘Woestijnhaar’ was te enigmatisch, ‘Vlooienmacht’ verklapte weer teveel. ‘Mensensafari’ leek tot nog toe de beste. Hele hoofdstukken had ik kunnen schrijven terwijl dure tijd gestaag verdampte door zinloos gezoek, laf uitstelgedrag.
Ik dorst mij niet meer bij kiosk Fourai te vertonen uit angst om de gevierde auteur van ‘Parkietenvlees’ tegen het lijf te lopen. Barvo Vorelsmani zou mij meedogenloos de les lezen, uitfoeteren dat ik nog niet begonnen was met blinde daadkracht. Zijn ogen schoten verzengend vuur in mijn verbeelding, er bleef slechts een hoopje as van mij over. Hoe kon ik hier ooit uit herrijzen als een Feniks, hoewel herrijzen?… ik was nog niet eens uit het ei!
“Gewoon beginnen….gaan, metéén!….op mensensafari!” ,dreunde het door in mijn bovenkamer waarvan ik zojuist de huur had opgezegd….het nu werd ijzingwekkend stil…mijn lichaam begaf zich als een automaat achter het bureau…gestuurd door een buitenaardse macht? Ik werd een getuige…dat mijn hand begon te schrijven. Als betoverd las ik elke letter mee van de schrijvende hand. De ene volzin na de andere vloeide uit mijn vulpen tot die zich leegschreef…..geen probleem, inkt zat.
Grootvaders flessen walnoteninkt stonden binnen handbereik. Met moeite ontkurkte ik de zware zwarte flessen met dat prachtige etiket. Een vreemde en toch bekende geur steeg op uit de dikke flessenhals. Doorzichtige inkt? Had opa Darpo voor de geheime dienst gewerkt…onzichtbare inkt? Welnee, ik rook het al…honderd procent huisgestookte jenever, ingedikt ‘Schervenwater’. Die oude notulist had zich zelf natuurlijk moed ingedronken om al die partijwaanzin op te kunnen schrijven. De geheime inktdrinker. Ik besloot er een te nemen als nagedachtenis aan mijn schrijvende voorzaat. Sterk spul, maar het dronk te lekker weg…alles verzonk in een waas…het begin was er. Het begin van een monumentaal delirium.
Balans
Je bent het licht
aan het wegen,
dat jou is gegeven.
Het zware hart dient
als weegschaal.
Als tegenbalans
weegt de schaduw
die je hebt gegeven.
Iets vreemds gebeurt:
licht en schaduw wegen
samen minder dan niks,
het hart begint te zweven.
Dit komt aan het licht:
in de schaduw steken
iele sprietjes van
ik weet niet
welk gewas.
Wel licht
Hartegras?
Sluip
De rivier neemt soms een olifantenpaadje, ze steekt af om dichter bij zee te zijn.
Laatst stond je in een dode file, rivier van blik. Er zat geen beweging meer in.
Ingeblikt ontsnapte je door een sluiproute te nemen die gaandeweg een enorme omweg bleek te zijn. Een ongezocht avontuur dwars door lang onbezochte verwaarloosde gebieden, maar het reed, het stroomde heel lang en langzaam naar huis. Toen je eenmaal aankwam voelde het dan ook heel erg thuis. Soms zijn olifantenpaadjes heel lang, ze maken de belevingswereld intens. Elk vertrek is een sluipweggetje naar huis.
Zuur
‘Daar komt weer een schip zure appelen!’ ,wees mijn vader naar de massief staalblauwgrijze hemelwand die op ons af stevende. Ik keek met ontzag naar dat enorme regenschip, zo groot dat ik de omvang van het gevaarte niet kon afbakenen.
Mijn vader had een plastic gebloemd tafelzeiltje meegenomen om onder te schuilen
Ieder hielden we twee punten vast in afwachting van een verpletterende stortbui…
die niet losbarstte. Het werd wel schemerdonker, maar het schip dreef geruisloos over ons kleurige tafelzeiltje. Hij pelde een oud mandarijntje onder het zeiltje, gaf mij de helft, we genoten. ‘Alsof er een engeltje over je tong piest!’ ,zei hij terwijl het geleidelijk aan weer lichter werd. We hadden de boot gemist.
Vocht
Het oude vertrouwde houdt vocht vast,
in compartimenten en containerbegrippen,
in tranenbassins, alles om vrij stromen te voorkomen.
Het aloude vertrouwde zal helemaal lek gaan,
leeg lopen als een vergiet, lakoniek over plafonds lopen,
ontspannen & terloops door muren heen turen.
Leven is vlees noch bloed, ze is een stromend beekje,
helder smeltwater, van nature naar het laagste punt
om daar te vergaderen met haar diepste wortelnerven.