Pap

Mijn oom, die niet mijn oom was, hield van natte humor, zo kleverig nat als pap.
Hij moest er zelf moddervet om lachen. Vooral als het schuin was stond het schuim in zijn mondhoeken. En schuin was het altijd. Je moest er als kind soms jarenlang over puzzelen om de woordspeling te doorgronden. Dan had je jaren later alsnog een vieze nasmaak in je mond. Volwassenen hadden sowieso de gewoonte om zinsnedes te gebruiken die je niet kon thuisbrengen. Je kreeg die geheime codes ongevraagd in je maag gesplitst, verder mocht je het zelf uitzoeken. Mijn tante die wel mijn tante was
hield er wel van, van mijn omes die niet allemaal mijn omes waren. Tante was niet kieskeurig. Ik ken niet een van mijn Omes die niet voor de bijl van tante is gegaan, behalve mijn vader dan. Achter tantes rug werd er gemonkeld dat ze er wel pap van lustte. Mijn vader heette pap en at ook vaak en veel pap, hete pap. Lang vroeg ik mij af wat het verband was. Toch had pap niks met haar. Mijn pap mocht tante niet zo, hij lustte haar wel rauw. Wat ik weer vreemd vond want hij had een zwakke maag en alles moest voor hem goed doodgekookt zijn, voorverteerd. Ik was geen papkind, ik gruwde van het vel en van die volwassen monden die ondanks dat vel wel pap lustten van pap. Binnen onze familie was tante een soort hete pap waar alle omes van de wereld omheen draaiden. Buiten onze familie wemelde het waarschijnlijk van de bedrogen tantes.

Buro Toerististan

Voor de geo-postmoderne mens is vier keer per jaar op vakantie een normaal tijdverdrijf. In de praktijk blijkt dit echter te kunnen leiden tot vakantiestress, omdat vakantiereizen zo tijdrovend zijn.
Het nieuwe reisburo voor Thuisvakanties ‘Toerististan’ organiseert nu als alternatief volledig verzorgde thuisreizen op maat voor elke vermoeide toerist waar dan ook.
Het werkt als volgt: op de eerste vakantiedag wordt er s’morgens vroeg bij u thuis aangebeld door een gastgezin uit een buitenland naar keuze. Om keuzestress te mijden kunt u ook ad random voor u laten kiezen, hetgeen het buro aanbeveelt.
Deze uitheemse familie zal u dagelijks op ontbijt, lunch en diner trakteren, geheel naar de culinaire tradities van hun thuisland. U blijft dus rustig in bed en u doet gewoon alsof u thuis bent. Dat doen zij namelijk ook, op instructie van ons buro. Dit gezin zal u een onvergetelijke reis bezorgen binnen de vier muren van uw bovenkamer.
Uw nieuwe familie slaapt op uw bank of op uw hoogpolige tapijt, wat voor de meesten al een ongekende luxe zal zijn. De ingevlogen buitenlanders vertellen u in zorgvuldig maar gebroken engels alles over hun leven in den vreemde. Uw oren zullen klapperen vanwege de meest exotische details die zij u onthullen. Indien het in de traditie past van het betreffende land kunnen de maaltijden met zang en dans worden opgesmukt, tegen een kleine meerprijs. Op de laatste vakantiedag is er zelfs gelegenheid om van kleding te wisselen, bij wijze van souvenir.
Na minimaal veertien dagen geheel verzorgd te zijn geweest zult u ze gaan missen als u ze naar het vliegveld hebt gebracht.
Een buitenland dat bij u thuis komt blijkt een stuk minder vrijblijvend te zijn dan uw reguliere vakanties. Ze komen letterlijk bij u binnen, het blijft u langer bij. In meerdere gevallen heeft dit al geleid tot een terugkerende traditie en in enkele gevallen hebben beide partijen besloten om permanent te blijven samenleven in het vakantiehuis.
Het blijkt voor elke toerist een openbaring dat hij of zij altijd al in een vakantiehuis heeft gebivakkeerd. Het buro moest wegens enorm succes haar deuren voorlopig even sluiten.

Plataanbast

Het gebeurt altijd terloops, onbedoeld. Wanneer je nergens op bedacht bent.
Onder het douchen of onder het spitten in de modder, verstijfd lopend in de ijswind terwijl je overal van afziet, in de zomerse schaduw van een plataan onder het staren naar de bast. Het overkomt je gaandeweg terwijl je stil de mogelijkheden overweegt zonder tot een slotsom te komen. Soms lijkt het wel of het slotsomloze als een magneet werkt. Je zit ongericht te niksen oog in oog met niets in het bijzonder en dat voelt dan aan als een zaak van het grootste gewicht en belang, hoewel het overduidelijk niets weegt en nergens toe dient.
Het bestaan bokst dingen voor elkaar in je afwezigheid…je voelt je een lichtgewicht, lichter dan een zweefvlieg. De triomf om overwonnen te worden door het leven is onverklaarbaar glorieus. Glashelder ontwaar je geen enkele zin en beleeft zich juist daarin de diepste betekenis, in de zin van heel.
Je rijdt de versnellingsbak in de prak, het geluid van een keukenmixer in een schaal met radertjes overspoelt je als de golf van Hokusai. Niet de minste paniek…een hemelse serene rust neemt bezit van je, als een onverdiende gratie. Euforie bezoekt je onuitgenodigd, zonder aankondiging. Er valt niets over mede te delen, dat leidt maar tot misverstanden. Je buurvrouw steekt, met al haar boodschappen die ze blijft dragen, een tirade af tegen de hectiek, en alle dwangneuroses van het moderne leven:
’Je wordt als mens toch totaal geleefd meneer…zo is het toch, niet dan soms?’
‘Zo is het buurvrouw, u zegt het…je weet niet wat je meemaakt’.

Bezem

‘Met wat….?’ ,vroeg meester Tandeloos aan Vaal Veulen die de binnenplaats aan het vegen was.
‘Met wat veegt deze oude bezem al haar uitgevallen borstelharen bijéén?’ ,de oude wees naar zijn hoofd.

Vaal Veulen keek naar de kale schedel van Tandeloos die glansde in het zonlicht.
‘Zo kaal als de maan’ ,was de eerste gedachte die opkwam…daarna kwam er niets op van betekenis…

‘Bezems vegen wat vuil is schoon, maar wat nu…als de bezem zelf het vuil is?’
,begon Tandeloos.

‘Lost de bezem dan op, in het overbodige?’

‘Wat valt er nog te vegen, zonder gedachten?’ ,mompelde Tandeloos verder.

‘Wat valt er nog te denken’ ,zei Vaal Veulen, ‘als gedachten zijn uitvallen als borstelharen?’

‘Zit de grote oceaan soms te wachten op een regenbuitje?’ ,vroeg Tandeloos met een raadselachtig lachje.

Tandeloos voelde met open handpalmen of er druppels vielen.

Vaal Veulen zaagde de resten van de bezem tot brandhout,
voor een vreugdevuurtje.

Na een tijdje viel er geen regen, de zee was kennelijk geheel voldaan.

Tandeloos sprokkelde wat bamboetwijgen bij elkaar voor een nieuwe bezem.

‘Dat wordt wel een heel klein bezempje!’ ,merkte Veulen op.

‘Het is ook voor heel klein vuil!’ ,lachte Tandeloos.

Manege

Naar aanleiding van de vuilspuiterij van de heer Wildesheim over het uitgeversvak
van donderdag jongstleden wil ik toch enige zaken rechtzetten, om te beginnen:
Ik ben zeer trots op ons fonds, louter paradepaardjes.
‘Mijn Lippizaner Hengsten’ noem ik ze, binnenskamers. De werkpaarden zelf zijn
daar niet zo van gecharmeerd en charme is toch het hoofdgerecht waarmee ik
ze mijn stal in heb weten te lokken. Nu eten ze uit mijn hand. Handtam zijn ze.
Men wil niet weten hoeveel moeite dat gekost heeft om al die verschillende temperamenten bij elkaar te krijgen…en te houden.
Zonder mijn dressuur en toezicht zouden ze elkaar zo het ziekenhuis intrappen, want er is veel haat en afgunst binnen de menagerie van de literatuur. De merries trappen iets minder, maar kunnen weer lelijk bijten, menig schrijver loopt met lelijke littekens te koop, hetgeen weer doorleefde literatuur oplevert.
Om ze tam te houden moeten ze regelmatig worden bereden, dat is mijn stokpaardje, anders verwilderen ze waar je bij staat en gaan ze kuren vertonen en dingen schrijven die niet in het fonds passen.
Uiteraard ontsnapt er wel eens ééntje naar het open veld, die dan vervolgens het oude nest met vrachtladingen mest bevuilt. Het afgedwaalde dier bijt dan in de hand die hem voedt en groot heeft gemaakt, pijnlijk en reputatieschade voor het fonds.
Zorgen dat er niet nog meer ontsnappen is dan mijn hoofdzorg, voor hun eigen bestwil.
Ik weet toch als geen ander dat ze buiten in het vrije veld nooit zouden overleven, maar
paarden die geen bit wensen te dragen krijgen het hoog in de bol.

De zorg voor mijn ‘levende have’ gaat zo ver dat ik mij ook ernstig om hun uiterlijk bekommer, om het plaatje compleet te maken. Samen met mijn vrouw geef ik uitgekiende kledingadviezen en mediatraining. We sturen ze naar onze eigen coiffeur als dat bij de afgesproken schrijfstijl past.
Anderen sturen wij juist niet naar de kapper, die zien er weer veel beter uit in een staat van ‘zorgvuldige verwaarlozing, zodat het lijkt alsof ze nog heel puur zijn zoals een echt wild paard betaamt. Dat is natuurlijk allemaal spel, maar desalniettemin van doorslaggevend belang, marketingtechnisch dan. Alles verkoopt op beeldvorming en denkbeeldvorming.
Ik hoop dat ik hiermee een reëler beeld van het uitgeversvak heb neergezet.
Wat meer dankbaarheid ten aanzien van de uitgevers zou de heer Wildesheim niet misstaan. Je mag een gegeven uitgever best in de bek kijken, maar hij is natuurlijk geen paard, echter een onmisbaar gegeven in de wereld van het boek.

Met dank aan de redactie van O.G. die ons de gelegenheid boodt om een eerlijk en evenwichtiger beeld te schetsen.

Hoogachtend, Garmt Wolbreght ,namens de woordvoerder van de NVVU.

Binnenvaart

Kleine Reus is dood.
Z’n ouwe baas, ‘Ouwe Reus’ ,voormalig binnenvaartschipper, licht het heengaan toe.
Onder het licht van een halogeenlantaarnpaal steekt hij van wal:
“Ja, zonde hè?…nee dat zeggik, twas een lekker beesie hoor, een schat van een dier, deed nooit geen vlieg kwaad…en opeens loop ik hem uit te laten, valtie zo om in het gras, tot twee keer toe…noujazeg ik dacht dat ga niet goed…
nou toen issie onder de scan gegaan en blijktie twee zo veel te groot hart te hebben, ik zeg nog tegen die dierarts , hij heb anders nog nooit op een racefiets gezeten, ja je moeter maar om lachen, ik bedoelmaar, weetje….hij heb een mooi leven gehad ja toch, hij is lekker ingeslapen, koppie in me hand, heel zacchies hoor, nee hoor, is toch mooi geweest zeker?’ Was op tweede paasdag, we hoefde niks te betalen, vond ik wel jofel!”

“We hebben hem in een urn gedaan, ja ik zegnog tegen me vrouw, wel die deksel der goed op doen hoor want hij was nogal waaks.”

‘Wat heb je er nu voor ééntje, een beagle?’ ,vraag ik.

‘Is de hond vamme dochter….ja hij trek wel als de pest, ik mottum wel aan de lijn houwe hoor wantie ouwe reus gater zo vandoor!’

‘Hoe heettie ook al weer?’ ,vraagt mijn man naar de voor mij bekende weg.

‘Flippie of was het Flappie?’, informeer ik.

‘Nee joh, hij heet eh…verrekseg laat ik er nou effe niet op kenne komen, hoe heettie nou…ook alweer….das toch ook sterk hè?…Flappie? Floppy?….nou zeg!’

‘Floep?’ , Flap ik eruit.

‘Nee, Flip heettie, ja toch….Flip, ja natuurlijk Flippie, ja, ik wist het wel!’

‘Ach, toch Flippie!’ ,zeg ik verbaasd.

‘Ja, maar hij luistert toch voor geen meter hoor… ken het hem soms wat schele hoe die heet…maar hij is wel een lekker dier….hij is trouwens een teefje…nee, dat zeggik!’

Prozaïsch

Gisteren was het weer zover, zit het net lekker te schrijven komt er ‘smorgens iemand aan de deur die zich uitgeeft als zijnde redacteur van een of andere gerenommeerde uitgeverij.
Hij begon meteen met zijn vertrouwde smeekbede…of hij nu…als het mij bliefde
mijn nieuwe roman zou mogen uitgeven….of een dunne novelle zou ook al mooi zijn….
Of had ik anders niet nog een mapje met jeugdzondepoëzie liggen?
Hij gaf hoog op van mijn werk, hij hield naar zijn zeggen van betekenisliteratuur of zei hij bekentenisproza?

Maar goed, er zijn zoveel van die bevlogen uitgevers, soms lijkt het wel of er meer uitgevers zijn dan schrijvers…wat natuurlijk onmogelijk is. Ik moest hem dus teleurstellen, omdat het gewoon ongestoord verder wilde schrijven. Hij was nog niet vertrokken of er belde alweer….nu een literair agent, aan. Deze zag eruit als modieuze fat en wilde zijn boekenfonds graag met mijn oeuvre verrijken en uitbreiden. Ongevraagd begon hij vragen te stellen:
‘Heeft u niet toevallig nog een onvoltooid manuscript in de la liggen….dat is een nieuwe literaire trend…boeken met een onbedoeld open einde!’
‘Wat zijn trouwens de plannen voor uw nieuwe roman?’
‘Had u wel eens gedacht om een roman te wijden aan …bv de toekomst van de nostalgie…ja, ik noem maar wat? ,zei hij met weemoedige blik.
Het zijn meestal zelf gemankeerde schrijvers die zich in deze Proza-industrie storten.
Lukt schrijven niet dan willen ze debuteren als uitgever.

Eerst liet je ze nog wel eens binnen, puur uit nieuwsgierigheid, wellicht materiaal voor een nieuw verhaal. Maar al gauw begonnen ze over slaapverwekkende percentages, marketingstrategie, oplages, voorschotten, commissiegeld, doelgroepen, ‘de slapende lezersschare’ , ‘de dood van de roman’ … prozaïsch gewauwel.
De boekenvakman is er op uit zoveel mogelijk bestsellerschrijvers te boeken. Hoge verkoopcijfers zijn, net als in ieder ander marktsegment, een synoniem voor kwaliteit geworden. Menig broodschrijver kocht zijn eigen eerste oplage integraal op om dit surrogaat van kwaliteit te suggereren.
De boekenvakmannen doen alsof ze jou een gunst komen verlenen, maar het zijn natuurlijk letterkundige parasieten die geestelijke jeuk veroorzaken, waardoor je nooit meer aan schrijven toe komt.
Het is uiteraard heerlijk om door je uitgever op handen te worden gedragen, al is het uit geldelijk gewin, maar is het niet nog heerlijker daar niet afhankelijk van te zijn en zelf je weg te wandelen?

Tot besluit dit, wellicht ten overvloede maar:
Dit onzichtbare oeuvre is al gepubliceerd, het is al publiek, openbaar. Dat is het grote mysterie van Openbaar Geheim. Beschikbaar voor een uitgelezen publiek. Wie het kan volgen leest het en begrijpt het en raakt er daarom waarschijnlijk op uitgekeken. Wie het allemaal niet zo goed kan volgen begrijpt dat iets niet begrepen wordt en zal stoppen om het onnavolgbare te volgen. Niets mooiers dan een uitgelezen publiek
dat het leven zelf hoger acht dan erover te lezen.
Lees gerust hierin mijn credo:

‘Leef liever zelf deze ons doordringende, ons omringende levende roman, dan deze dode tekst te lezen!’

F. Wildesheim