
‘Schele ogen zien wel dubbel zoveel maar niet beter’, zeiden ze in Sliedrecht, althans
daar hoorde ik deze ‘volkse wijsheid’ voor het eerst.
Tante Hetty was daar woonachtig. Ze loensde nogal. Haar man Wijnaldus
zoog bagger…ik bedoel natuurlijk dat hij werkte in de baggerindustrie.
Hij werd later schathemeltje rijk van bagger, weliswaar niet in Slie maar in Suez.
Van Tante Hetty werd gezegd dat ze ze zag vliegen, achter haar rug. Ik bedoel uiteraard niet dat er zaken achter haar rug vlogen, maar dat er over haar geroddeld werd, wat eigenlijk op hetzelfde neerkomt. Ik had altijd met tante Hetty te doen wanneer er kwade tongen spraken. Ze zag regelmatig dingen die er volgens anderen niet waren. De macht van de blinde meerderheid.
Ik voelde mij verwant, hoewel ze niet echt mijn tante was. Ook ik zag vaak dingen die niet door anderen werden waargenomen. Het weinige dat ze ooit tegen mij zei was :
‘Je kunt pas echt leren zien met je ogen dicht!’.
Het klonk onheilspellend omdat ze het in mijn oor fluisterde in een kamer vol visite. Het schiep een onverbreekbare band. Daarna keken we veelbetekenend naar elkaar.
Wat voor dingen dan? Dingen, astrale excursies, te toevallige samenlopen, te onwaarschijnlijke gebeurtenissen die ik niet kon thuisbrengen. Ze zouden mij zien aankomen thuis met mijn buitenzintuiglijke waarnemingen. Ik keek wel uit om deze ervaringen met mijn familie te delen. Ik wilde niet hetzelfde lot ondergaan als Tante en daarom trof mij hetzelfde lot. Er niet over spreken veroorzaakt namelijk dezelfde isolatie en uitsluiting als er vrijmoedig over zijn. Tante Hetty was vrij moedig.
Ze zag veel en vaak ufo’s, prachtig ronde lichtgevende symbolen. Carl Gustav Jung duidde deze waarnemingen ooit als ‘het intense verlangen naar goddelijke eenheid’,
zo las ik later. Verlangens kunnen kennelijk zo branden dat ze licht geven in de hemel.
Ik vind dat nog steeds een plausibele optie, dat de sterren helder brandende verlangens zijn.
In wezen is de hemel niets anders is dan een uitbreiding van de belevingsruimte buiten je schedel. Het vreemde is mij vertrouwd, dagelijkse kost.
Natuurlijk praat ik hier met niemand over, dat ik ze zie vliegen. Ik kijk wel link uit.
Wanneer ik naar de hemel kijk zie ik tante Slie oplichten, als een knipoog.
Dan hoor ik haar zeggen:
‘Het draait allemaal om het licht, de rest is bagger!’






