Belezenis

De lezer leest wat hij wil lezen, wat hij denkt te lezen.
Zolang er tussen de regels door maar genoeg onbeschreven ruimte is om zijn eigen verhaal te kunnen invullen. Desnoods leest de lezer een gat in de pagina om zich de benodigde ruimte te verschaffen.
Is de tekst teveel ingevuld door de schrijver dan haakt de lezer al gauw af en legt het boek terzijde.
Bij al die andere onuitgegeven boeken, de niet levensvatbaren.
De lezer voelt zich volkomen overbodig bij zo’n tot in details voorgekauwd verhaal. Alsof iemand permanent ondertiteling geeft bij de film van je leven en ongevraagd verpest met achtergrondmuziek.

Zo’n schrijver ziet de lezer toch niet voor vol aan?
De lezer is toch een onmisbare medeschepper van het verhaal met een eigen leven,
met een eigen verbeelding?
Idealiter schetst een schrijver alleen vage contouren en verleidt een lezer om personages en gebeurtenissen leven in te blazen.
Je vraagt mij af waarom er geen literaire prijzen worden uitgereikt aan beste lezers.
Degene die het verhaal tot een onvergetelijke belevenis maakt wint de eerste prijs.
We wensen zo’n jury veel succes.

Wat de eerste prijs zou moeten zijn?
Voorgrondmuziek natuurlijk.

Eigen bestwil

{CAPTION}
Photo:Jelle Touw © 2017

Opeens stond hij voor je terwijl je heerlijk aan het spelen was.
Waar hij plots vandaan kwam begreep je niet, maar hij richtte ongevraagd het woord tot jou.
Hij zei met een enigszins gedragen stem; ‘Ik heb hier een mooi bord voor je kop…neem het maar van mij aan…het is voor je eigen bestwil…’
‘Maar…wie bent u dan?’ ,vroeg je onthutst, uit je spel gehaald.
‘Ik ben je vader van staatswege…ik regel hier het menselijk verkeer!’
‘Maar, ik heb zelf al een vader’, legde je uit.
‘Ook jouw vader heeft zich aan mijn regels te houden, ook hij zal op de paden moeten
blijven’
‘Welke paden dan?’ ,vroeg je bedeesd.
‘Ach, daar heb je het al…’ steunde hij vermoeid, ‘deze prachtige platgetrede paden en wegen natuurlijk, ze zijn hier niet voor niets zo mooi uitgesleten, dit zijn de beste paden die er zijn, ander waren ze niet zo diep!’
‘En dan, als ik diezelfde paden volg?’
‘Dan ben je een modelburger, een parel voor de samenleving!’ ,verklaarde hij voornaam.
‘….maar’ ,probeerde ik voorzichtig, ‘als ik nou andere paden ontdek en….?’
‘Maak nooit een nieuw pad mijn zoon, wij weten echt wel wat goed voor jou is….
je weet het zelf niet, maar je bent een bedreiging voor de natuur als je niet over
onze platgetrede paden loopt!’

Voortaan zorgde je wel dat je je altijd achter het bord bevond, dan kon je altijd zeggen dat je het nooit gezien had, laat staan gelezen.

Nonpositie nr. zoveel.

– Bor, wat heeft dit nu weer te betekenen?
Nonpositie nr. zoveel…zonder datering, ongesigneerd.
Je gaat ons toch niet wijsmaken dat dit kunst is?

– Nou nou, dat klinkt wel als het begin van een klaagzang….weer te betekenen?
Hoezo? Alsof alles maar moet betekenen, wijs ik juist niet vaak naar het fundament
van geen betekenis waar betekenis op kan bloeien?

– Als ik het niet dacht…ga je weer op die toer van het onbedoelde, het gelukkige toeval en de natuur als kunstenaar.

– Ik ben blij dat je er zelf over begint, kijk deze Nonposities onderscheiden zich van composities in de zin dat ze spontaan zijn ontstaan, er kwam geen kunstenaar aan te pas. Het zijn lukrake vormen zonder vast herhalend patroon.

– Waarom doe je toch al die moeite om de kunstenaar buiten beeld te werken,
het is toch evident dat jij ze maakt?

– Het is een kwestie van oprechtheid en ere aan wie eer toekomt, dat ze onder mijn handen ontstaan en verschijnen wil niet zeggen dat ik ze kan claimen als maker.

– Wat een valse bescheidenheid om de natuur als maker aan te wijzen.

– Waarom? Ik zie mijzelf als pure natuur, zo onbescheiden wil ik wel zijn, ik kan zelfs niet anders.

– Jaja, de menselijke natuur zeker!

– Er is mijns inziens niets specifieks menselijks aan de natuur…

– Wat is cultuur dan?

– Cultuur is specifiek menselijk, een kunstmatige laag die de natuur naar de kroon probeert te steken.

– In jou ogen een vergeefse poging als ik het goed hoor?

– Zeker vergeefs, maar er zit grote schoonheid in het vergeefse, het toont de mens in al zijn naaktheid als grap, een goddelijke grap.

Primaten tv

Ethologie heet het met een duur, quasi-wetenschappelijk woord.
In goed Nederlands onder ons gezegd en gezwegen heet het ‘apies kijken’.
Televisie is een monitor in dit mensenpark ‘Planeet Aarde’.
De bekendste mensapen zitten in de kooi van het beeldscherm opgesloten met permanente camerabewaking.
Het volk vergaapt zich graag aan pratende apen. Het diergedrag is een spiegel voor en van het kijkerspubliek.
Wie het meeste publiek trekt mag in beeld blijven. De dagelijkse strijd om de hoogste plek op de apenrots is keihard, geen middel wordt geschuwd om de aandacht vast te houden. Ze leven om in beeld te zijn. Wie uit beeld verdwijnt bestaat niet meer, in hun ogen?
Wat ik hier doe is natuurlijk ook weer ‘apies kijken’. Ik bekijk de apies die naar apies kijken. Zelf blijf ik liefst buiten beeld.
Zo bezien zijn deze beschrijfsels niet anders dan die van een vogelaar die zijn leven lang op rare vogel-waarnemingen jaagt, bijgehouden op lijsten, afvinken van de verzameling.
Natuurlijk meen ik oprecht steeds nieuwe soorten waar te nemen, die niet op de lijst staan, maar dat is waarschijnlijk meer te wijten en te danken aan mijn slechte ogen en het onvermogen om wat ik zie thuis te brengen.
Zo gezien is ieder musje weer nieuw en uniek. Enig in zijn soort.
‘Wie zijn geheugen weet te vergeten beleeft alles steeds weer voor de allereerste keer’
F.Wildesheim.

Ze zeit wat.

Mijn vader was een trouwe man voor zover ik weet.
Woord houden. Beloven is waarmaken.
Niet dat hij dat ooit zei, maar vaak maakte hij iets al waar voordat hij het beloofd had.
Hij leefde het voor, als het ware.
Mijn moeder was onzeker, labiel en angstig, vatbaar voor jaloezie.
(wat een vreemd woord is dat toch, de klank maar ook omdat het een gordijn is waarachter van alles verborgen kan worden?)
Mijn vader werkte in een winkel, groette iedereen vriendelijk en maakte charmante grappen, dus ook tegen Els die in een damesmodezaak in de buurt werkte.
Els had ooit een wasmachine bij hem gekocht.
Toen hij haar samen met moeder op straat tegenkwam had hij ‘dag Els! gezegd.
Dat had hij niet moeten zeggen.
Waarom had deze klant een voornaam?
Moeder wilde daar het fijne van weten.
Wie was die Els dan wel?

Simpele dingen zijn niet uit te leggen.
Hoe verklaar je dat er niets aan de hand is, dat de hemel onbewolkt is tegenover iemand die zelf rook maakt en meent dat er vuur is?
Vader maakte er een grap van en maakte de rookvorming nog erger.
Er was geen blussen meer aan.
Moedeloos sprak hij de legendarische woorden;
“Ze zeit wat….en ze draait zich om en ze zeit nog wat!”
De stilte daarna was te snijden.
Mijn moeder wentelde zich gepikeerd in haar marinade van slachtofferschap.
Na ongeveer 2 weken in eigen sop gaarsudderen leek alles weer koek en ei.

Wat lijkt is het nooit.