Steen

Er is geen sterven meer na de dood.

Wel poogt de ziel om samen te stromen
in dit meer van de som der delen.

Er bestaat geen meervoud van ziel.
De ziel niet opgedeeld maar één.

En liefde dan?

Liefde is van steen,
ze regeert over het graf heen
en toont zich aanhankelijk.

Knijpers

Het damasten tafellaken van oma hangt argeloos aan wasknijpers de zon tegen te houden, haar eerste keer, ze heeft nog geen ervaring als gordijn.
Het felle ochtendzonlicht kijkt met dunne lichtstraaltjes door de brandplekken van opa’s sigaartjes.
Het kale peertje uit het plafond aarzelt om aan te gaan of niet…of wel…
Een elektrische zindering resoneert in de lichtschakelaar, als een gevangen insect. Buiten knarst een tram de bocht om richting remise. Als de tram leeg is rijden ze als gekken naar de stal, als uitgehongerde dieren van staal.
De matras ligt nu nog op de vloer, een echt bed zal misschien later komen of nooit meer.
Het ligt heerlijk hier midden in de kamer tussen alle onuitgepakte dozen en zakken.
Last van rommel of ongeregelde zaken heeft hij niet meer sinds hij alles uit zijn handen liet vallen. De dingen vielen precies op hun plek, als blaadjes in een herfstbos. Een rustgevende aanblik. Ze hadden hem verstoten, god zij dank. Stomverbaasd waren ze geweest. Hij die altijd zo punctueel, pro-actief, efficiënt was geweest. Was het een doelgerichte actie geweest? Nee, hij kon gewoon niets anders meer dan loslaten.
Zou hij voortaan archivaris zijn van het toeval, het perfecte toeval?
Nee, zelfs dat niet.
Sinds hij niets meer probeerde te veranderen aan de loop der dingen was de dagelijkse worsteling vanzelf opgelost.
Het argeloze gordijn schuift open, knijpers vallen op de grond. Het kan net zo goed open blijven op deze hoogste verdieping. Uitzicht over de daken van een vreemde stad. Geen inkijk.

Goeroekoe


Photo:copyright Jelle Touw 2017

Koeien hebben iets evidents, iet voldongen feiterigs.
Ze zijn altijd onmiskenbaar waar ze zijn, precies daar waar ze zijn.
Daar doen ze geen enkele moeite voor, het gaat ze makkelijk af.
Zo vanzelfsprekend zwijgen doet niemand ze na.
Ze kijken open, nieuwsgierig de wereld in.
Ze weten niet wat ze zien, ze hebben er geen woorden voor.
Ze zijn dat ze zien. Dat ze zien.
Mensen proberen natuurlijk te zijn of gewoon zichzelf te zijn.
Vaak slagen daar slecht in. Waarschijnlijk omdat ze te veel doen.
Ze doen therapie, cursussen, meditatie…om hun hoofd los te laten.
Ze verwarren ‘het zijn’ met taalverhalen en zelfbeelden.
Waar een koe samenvalt met het gebied daar worstelt de mens met het gebied
omdat hij het gebied wil aanpassen aan zijn denkbeeldige kaart.
Het beste wat een mens kan overkomen is dat hij volkomen van de kaart raakt.

De koe is de goeroe van het gebied, een heilig dier.

Het Vrije Volk

Byna was ek Suid-Afrikaander gewees of was ek nooit nie gebore nie.
In ’51 overwogen mijn ouders serieus om naar Zuid-Afrika te emigreren.
Na informatieavonden over het beloofde land wist mijn vader
dat hij niet in het apartheidssysteem zou kunnen leven. Het avontuur werd afgeblazen.
In plaats van naar Kaapstad verhuisden we van de Amsterdamse Indische buurt naar Hoogvliet onder de stinkende rook van Rotterdam, het slaapstadje van de Shellraffinaderijen.
Toen mijn vader solliciteerde bij de Shell vroegen ze van welke gezindheid hij was, hij mocht kiezen; rooms-katholiek, gereformeerd, hervormd?
‘Ik ben niets!’ ,verklaarde mijn vader vrijmoedig.
‘Welke krant lees je dan?’
‘Het Vrije Volk’ , antwoordde hij eerlijk.
‘Dan kun je vertrekken, jouw soort kunnen we hier niet gebruiken!’ was het oordeel.
Op vrij volk zat de Shell niet te wachten. Ze hadden natuurlijk gelijk, vrij volk is onbruikbaar. Dat gaat maar staken en voor rechten opkomen, voor hoger loon.
En eerlijk gezegd kom je natuurlijk niet verder met eerlijk zijn in een wereld die op
andere intenties drijft.
Ons ‘Nietszijn’ maakte ons tot buitenstaanders in Hoogvliet, een ander soort apartheid. Wij ongelovigen hadden een zwarte ziel.
Ik mocht bij sommige vriendjes zelfs de drempel niet over.
De zondagen waren dodelijk saai, buurtkinderen mochten dan niet buitenspelen.
Vanuit ons doorzonraam zagen wij onze gelovige buurtgenoten allemaal devoot naar de ‘Vaste Burchtkerk’ schrijden. Verder bleef de straat uitgestorven.
Mijn vader rookte een pantersigaartje zei dan soms, uit het raam starend:
‘Kijk daar gaat weer zo’n ‘Stalen Jezus!’.
Soms zong hij er met zijn kopstem quasi-Gregoriaans bij:
‘Ik heb liever veel dan een klein beetje…..Wij ook!…’
Mijn vader speelde priester in zijn eigen socialistische kerkdienst.
Meest opvallend aan hem was dat hij genoeg had aan genoeg en daarvan nog uitdeelde.
Zelf bezat hij niets, overeenkomstig zijn wezen.

Pap, gips en bokking

Ome Koos was al jong kaal. Hij ving regenwater op voor zijn resterende haar om de groei te stimuleren. Oom had  een valse hond Wammes, een Hushpuppie. De ‘moeilijke voeten’ van mijn oom liepen in gelijknamige Hushpuppie-schoenen.
Als kind fantaseerde ik dat de schoenen van de oude Wammes waren gemaakt.
Het plastic gebit van oom kon ook heel geniepig vals lachen, er was een stukje uit zijn voortand. Een ongelukje onder het stukadoren. Later hadden ze een dwergpinchertje dat permanent zat te trillen. Of het van de zenuwen was weet ik niet, maar ik vond het een zielig diertje, levenslang rillen. Oom keek zo geniepig werd gezegd omdat hij kalk in zijn oog had gekregen onder het stuccen. Hij had ook nog in het verzet gezeten door bunkers te bouwen voor de Duitsers. Hij weigerde te stuccen. Als wij op visite zaten zat ik voor spek en bonen te wachten tot de oude mensen uitgekletst waren. Tante leek een vrijgevochten feministe maar ze berustte in haar lot als voetveeg. Oom kon opeens een bord Brinta voor hem zelf gaan maken zonder de anderen iets aan te bieden. Ik zat jaloers te kijken hoe hij met zijn grijns de grijze pap zat weg te lepelen. Toen ik later een keer thuis Brinta proefde bleek het naar gips te smaken. Dat wist ik omdat mijn vader mij eens een pepermuntje van gips had gegeven, voor de grap.
Er hing altijd een onbestemde spanning in de flatkamer driehoog in Lombardije, Rotterdam zuid. Oom ging vreemd en had gezegd dat tante stonk naar een gerookte bokking. Ik begreep dat niet, al rookte tante wel veel zware shag. Op een zondagochtend kregen Koos en mijn moeder onder de koffie ruzie. Ze schreeuwden naar elkaar dat ze stapelgek waren en naar de psychiater moesten.
Oom kreeg een briljante inval en daagde moeder uit:
“Goed”, zo riep hij, ” dan gaan wij samen naar de psychiater en zullen we nog wel eens zien wie hier gek is!”
Na deze uitnodiging kwamen we niet meer bij Oom Koos, de familiecontacten werden verder uitgedund met complete kaalheid tot gevolg. Zelfs regenwater hielp daar niet tegen.

Horison

Besie nou hierdie horison!

sy lyk so diep te buig vir die hoog hemellug.

 

Ons aardmoedertjie hè so ’n skoon skeef gesig.

Sy lyk die hemelruim te adoreer,

dat sy so krom buig hare heuwelrug?

 

Of raak hulle aardlandskap gewoon plat gepers

onder die swaar hemelgewig?

 

Ons wêreldkloot sal eg nooit nie meer reg kom nie,

as wy geluk hè…blij die poësie

 

Photo:Jelle Touw © 2017