Maand: januari 2017
Aantreffelijk
Nadat Marcel Duchamp de ready made ‘uitvond’ was hij snel klaar met kunstwerken vinden.
Hij kon het werk uitbesteden aan willekeurig welk wezen dan ook dat na hem geboren werd. Met het ‘objet trouvé’ toverde Duchamp daadwerkelijk de kunstenaar weg.
Let wel; geen goochelact, maar pure tovenarij.
Opeens was er geen maker meer, er was hooguit een ‘aantreffen’…
Marcel had zichzelf opgeheven, dat was feitelijk zijn belangrijkste vondst.
Het ging om het pure idee. Wat is kunst anders dan aan een puur idee een lichaam te geven om in te wonen en te leven.
‘Gij idee, tot sterrenstof zijt gij, tot vaste stof zult gij wederkeren!’, dat zegt de kunstgod.
Musea zijn bevolkt met belichaamde ideeën die ons nieuw leven zouden moeten inblazen, inspireren. Buiten het museum kunnen we overal tegen ze aanlopen. Eigenlijk vraagt elk object aan ons: ‘Van welk idee ben ik de belichaming?’
Wij zijn allemaal aantreffers, we kunnen in elk object een levend idee aantreffen.
Duchamp was een begaafd schaker, eerst zette hij de kunstwereld schaakmat, daarna werd hij schaakgrootmeester. Bij Duchamp heeft het spel gewonnen.
Aflezen
Beste lezer, voor u begint te lezen…ach u bent al begonnen…wil ik zeggen dat dit
stukje alleen maar voor die ene lezer is bedoeld, andere lezers kunnen dit dus gerust ongelezen laten. Hoe weet u of u die ene lezer bent? Omdat u het bent, u bedoel ik dus en niemand anders.
Goed, over het volgende is bijna niet te schrijven en toch wil ik het proberen. Het laat zich hopelijk tussen de regels door lezen. Omdat het zo subtiel is nemen de meesten het niet eens waar, het ontgaat je makkelijk omdat je het niet kunt aanwijzen. Wie het niet ziet zal al snel de conclusie trekken dat het er dus gewoon niet is, het bestaat domweg niet. Hou gewoon nog even vol, het is ondoorbroken aanwezig daarom valt het niet op, onaanwijsbaar omdat het nergens niet is waar je ook bent. Let op, als deze woorden op zijn blijft het gewoon als wezen aanwezig. Sommigen zeggen dat het schittert door afwezigheid. Dat wezen is het leeswezen. Het leest hele belevingswerelden af die worden opgetuigd door de zintuigen.
Beschaving
Na een lange tocht te voet liepen we hier tegen een grens aan, misschien wel de grens… Dit was een gebied waar elk teken van menselijke beschaving ontbrak, geen wegen, geen pad, geen electriciteitspalen, geen bereik. Onze mobiele telefoons waren nagenoeg leeg. Zelfs de hemel boven het gebied leek nog onbevlogen. Geen reislustige sporen in het maagdelijk blauw.
Door ons heen en weer geloop leek er een pad te zijn ontstaan. We liepen hier feitelijk over de grenslijn heen en weer. Hier floreerde de natuur als een muur van ondoordringbaarheid. Van de gewassen aan de rand konden we wat vruchten plukken waarvan we niet wisten of ze giftig waren. Felgekleurde vogels zagen we de zaden eruit eten, het vruchtvlees lieten ze liggen.
We wisten heel goed dat er een weg terug was, terug naar de beschaving, die kenden we maar al te goed. Het was de beschaving zelf geweest die ons had verbannen. Met enig geluk waren we hier niet traceerbaar. Op goed geluk aten we van het vruchtvlees en vielen in een diepe vredige slaap, rustend in het besef dat we waren ontkomen. Voorlopig of voorgoed?
Rugkus
Lof der korstmos
Korstmossen zijn symbiontische liefdesverhoudingen.
Één partner, de zogenaamde mycobiont, is altijd een schimmel die samenleeft met de fycobiont, een blauwwier of en groenwier. De mycobiont kan geslachtsorganen ontwikkelen, maar ze kunnen zich ook aseksueel voortplanten dmv poeder.
De symbionten zijn zo sterk verweven met elkaar dat ze niet zonder elkaar kunnen overleven.
Ze groeien 0,1 milimeter per jaar. Hun liefde overstijgt de scheiding der soorten. Schimmels en wieren vormen een prachtig paar.
Korstmossen kunnen dingen die ik niet kan, maar mijn liefde voor hun liefde voel ik groeien, 0,1 milimeter elke seconde dat ik ze zie.
Hoe zou dat voelen voortplanten door middel van poeder?
Een poeder als moeder?
Kaal
Meneer Wind woont ergens in een gat, dat kan overal zijn behalve in het midden.
Hij leeft er maar een beetje op los, maakt nooit een plan. Ongemerkt weet hij wel degelijk hele duinweringen af te kalven, zandeilanden te verplaatsen, bomen te ontwortelen.
Onderhand fluit hij een eentonig liedje zo van: ik doe toch niks.
‘We zien wel uit welke uithoek ze nu weer willen dat ik waai.’ verzucht hij.
Vaak ligt meneer Wind op het strand onder een wolkenloze hemel.
‘Als het weer even niet meezit heb ik niets te doen, het is stormen of stilvallen’
‘Vroeger op de wolkenschool gezeten, helemaal achterin de klas’ Niets had hij daar opgestoken tot hij zelf spontaan opstak.
Het hele hemellokaal had hij leeggeblazen, gierend.
De zon was vermanend in het midden blijven staan.
Zonnen huilen niet, maar ze schijnen verzengend boos te kunnen zijn. Hij werd weggestuurd van school. De zon wilde hem nooit meer zien.
Vanaf die tijd is hij onzichtbaar geworden. Waar hij voorheen nog elke kleur van de regenboog kon aannemen is hij nu doorzichtig. De zon kijkt dwars door hem heen.
Hij is lucht voor haar.
Alleen de gevolgen van zijn aanwezigheid zijn nog waar te nemen; voortjagende wolken, slingerende schoorsteenpluimen, meewiegende bomen en deinende korenveldzeeën.
Hij schept er nog altijd plezier in om hoeden af, paraplu’s kapot en kapsels door de war te blazen. Misschien wel omdat hij zelf zo kaal is als…ja als wat?
Wat is er naakter of kaler dan wind?
Meneer Wind, de kale kaalmaker.





