Het blinde weten

Goed nieuws voor sceptici.
Het placebo werkt ook bij mensen die zeggen er niet in te geloven.
Doorgewinterde materialisten geloven alleen in de werkzame stof van een medicijn.
Zit er geen enkele werkzame stof in dan mag dat volgens hun niet werken, dat hoort niet in een mechanistische visie. Ze gooien met het placebo graag het kind met het badwater weg. Ze plaatsen zichzelf buiten het proces. Gelukkig blijft het kind in leven, diep verborgen in het onderbewuste. Stel dat de werking van het placebo gebaseerd is op vertrouwen. Je gelooft dat het middel en de arts goed is en je gelooft dat het goed komt. Je vertrouwt op je lichaam en haar zelfgenezend vermogen.
Het zelfgenezend vermogen van het lichaam is een volkomen onderbewust proces,
de hersenen maken allerlei stoffen aan die nodig zijn, wij hebben daar geen weet van.
Wat de scepticus typeert is de angst om bedrogen te worden. Hij leeft in een angstmodus van wantrouwen, in die bewapening voelt hij zich sterk tegen wat hem lijkt te bedreigen. Angst is het totale tegendeel van blind vertrouwen.
Zich overgeven aan onderbewuste processen is wel het laatste wat de scepticus zich wenst.
Nu is gebleken dat placebo evengoed werkzaam is bij mensen die er niet in geloven.
Wat ook naar voren komt is dat het placebo-effect altijd werkzaam is, ook bij reguliere medicijnen met werkzame stoffen. Het onderbewuste is veel wijzer dan wij ooit denken te zijn. Alle creativiteit komt uit het onderbewustzijn.
Helaas kun je dat alleen weten als je je daar bewust helemaal aan overgeeft.

Het onderbewuste is het verborgen geneesmiddel tegen scepticisme.

Taal en vuur

‘Wat is taal?’ vraagt de mondholte die uitgespaard is in het hoofd.
‘Taal, dat is een beschrijving van vuur op papier…’ , schrijft de hand hier op virtueel papier.

-het eerste vlamvatten…bruin verkleurend papier, de walm, lichtgrijze rook, de geur,
de warmgele vlammen, het zwartblakeren, in het zwart lees je nog even het negatief van het geschrevene…de holte in het hoofd hoest-

Het enige echte vuur is natuurlijk wanneer het beschreven papier werkelijk in de brand gaat, het vuur waar de schrijvende hand zich echt aan brandt.

Taal kan het echte vuur niet vervangen. In het meest gunstige geval heeft de hand zich echt een keer gebrand, zodat het hoofd het geschrevene met de directe ervaring kan verbinden.
In de meeste gevallen wordt taal nooit verbonden met de directe ervaring waar ze in het gunstigste geval naar verwijst.De meeste taal verwijst naar zichzelf, een vicieuze cirkel van misverstand, onbegrip en vermaak.

Schillen

img_20161105_214806
Daar stonden we dan pal voor de ingang van de ‘Bananenbunker’ hartje Berlijn. Hunkerend naar de private collectie in deze kunsttempel van verzamelaar Boros.
Het voormalig ‘Koude Oorlog-regime’ bewaarde hier zijn bananen, een perfecte koelcel. De burgerkameraden buiten de bunker zagen destijds natuurlijk nooit een Cubaanse banaan. Oost-Duitse humor, zwart als verdroogde bananaschillen.
Zo zagen wij nu af van de legendarische collectie binnen deze schuilbunker omdat wij een maand vooraf geen entreevisum hadden aangevraagd. We hadden het kunnen weten, dat het in deze neo-post-moderne wereld louter om toegangsbewijs gaat, accessability.

De enorme kei die ons de toegang versperde bleek dus het enige kunstwerk dat een onvergetelijke indruk op ons zou maken. Een geweldig conceptueel werk: buitengesloten door een zwerfkei uit de ijstijd, de kei voelde nog steeds ijskoud aan.
Die nacht droomde ik in ons Hotel ‘Unter den Linden’ dat de bunkerdeur alsnog voor ons open ging en dat we naar binnen moesten klauteren over de kei. Binnen vond ik niemand om mijn aanwezigheid aan te bewijzen.
Het geurde daar ergens naar…nieuwsgierig snuivend zwierf ik door een eindeloos gangenstelsel.

De bovenkamer als bunker, een labyrint van gedachtengangen.
Wat meestal niet wordt vermeld is dat wij nooit bij de Borosbunker zijn geweest.
Dit geschrevene is een letterkundige wereld, ze is prachtig als je haar letterlijk neemt.
Tegelijk weet je dat je niets letterlijk moet nemen, zo wil het vrije zijn dat…
Het had gekund als wij hadden bestaan, helaas….of moet ik zeggen gelukkig bestaan wij niet…of zal ik zeggen; nog niet. We zouden hooguit ooit kunnen gaan bestaan. Nu zijn wij slechts romanpersonages uit een wereldomvattende roman die nooit geschreven is, die onschrijfbaar is.
De enige echte roman wordt onmiddellijk geleefd en direct beleefd, de geschreven versie is een surrogaat.

Lijntje

Ik ben gisteren zevenenzeventig geworden, in mensjaren omgerekend dan, dat wel.
Alsof er trouwens andere dieren dan mensen zouden zijn die jaren optellen, dagen tellen, uren. Het is feitelijk het enige teldier. Dat lijkt op zich onschuldig maar hij rekent zichzelf rijk en zet zichzelf op de eerste plaats. Natuur is het enige wat telt en en uitgerekend de natuur telt niet.
Meer dan drie is veel zou ik zeggen, als ik zeggen kon.
Nee, ik zeg niet veel volgens de mens met z’n fonetische gebrabbel. Spreken op z’n mens’s kan ik niet, maar mijn baas lijkt wel sprekend, omdat ik hem na doe en hij mij.
Dat ga je nu eenmaal vanzelf ‘doen’ als je elkaar niet begrijpt maar wel wil begrijpen.
Wij zijn het roerend eens dat we elkaar niet begrijpen, dat schept een band, in ons geval een halsband, een halszaak.
Al loop ik meestal los van de lijn. Ons wederzijds onbegrip houdt ons beiden aan het lijntje, ieder aan één kant. Als we elkaar totaal begrepen dan was ik al lang weggelopen. Ik vind het heerlijk als hij me afblaft, echt zo grappig, dan probeer ik echt zo te kijken alsof ik iets fout heb gedaan, trek een moedeloze kop…Dan denk ik: ‘Je begint het te leren…’
Maar hij zet nooit door…hij vervalt weer in zijn gebrabbel, geen touw aan vast te knopen.
Wat kun je ook verwachten als je niks ruikt van al die geheime paradijzen in de lucht, als je niets hoort van de hoogste hemelse regionen?
Ik ga doorgaans telepathisch te werk, wanneer ik lijk te slapen stuur ik hem permanent mijn boodschappenlijstje door, mensdieren noemen dat dagdromen.
Dat permanent zenden is nodig omdat je er zo moeilijk doorheen komt, zijn ontvangstkanaal zit verstopt door zijn gedenk. Vaak pas als hij het even niet meer weet komt mijn boodschap door, soms een grote en vaak veel kleine. Hij snapt niet waarom hij zo vaak aan worst denkt sinds hij mij kent…althans denkt te kennen.
Hij is verder erg volgzaam hoor, terwijl hij denkt dat ik gehoorzaam. Nee, het is echt een grappig dier. Hij dacht ook dat hij mij uitkoos uit het nest, maar hij was gewoon de meest bruikbare idioot die ons nest kwam bekijken. Begrijpen of niet begrijpen, het is hetzelfde lijntje.

XQS4.0

XQS was geen Xubitt meer, na zijn crash was hij geüpgraded of beter gezegd ‘rebased and refilled’ tot de nieuwste generatie Biobot. Zijn rekenkracht overtrof XOX, de eerste vloeibare computer op basis van grafeenmoleculen, Wetware. De schedelinhoud was simpelweg volgegoten met de zachtste hardware ooit, vloeibare bits.
Het conglomeraat zette hem in als codekraker. ‘Kraakkracht is macht, kennis is berekenbaar’, zo luidt het motto van ‘The Interstellar States of Mind’ van het Space-department van Earth Enterprices.
XQS eerste missie bestond uit het termineren van alle Xubitts, zijn eigen voormalige soortgenoten op non-actief zetten, digitale genocide.”.
Sinds de aarde verhuurd werd aan de voedingsmultinational Galactic-Foodcatering waren de aardlingen verdeeld in ruimtemensen, spacecowboys die planeten koloniseerden en biobots als bedienend personeel.
De armsten die niet mee konden komen in de technologische wet van versnelling waren goedkoper dan biobots, hun juridische status stond gelijk aan het vroegere vee.
Het vee zelf hadden ze laten uitsterven omdat vleeskweek goedkoper was per kubieke biefstuk.
Voor niet geclassificeerd werk bleven hominide slaven de goedkoopste oplossing zo had XOX voorgerekend. Op Alpha Centauri waren ze momenteel bezig een oceaan aan te leggen die als één vloeibaar brein functioneerde, het eerste interstellaire brein. Een bizar idee voor aardlingen om aldaar in hersenen te kunnen rondzwemmen. Wie vertelt u dit verhaal eigenlijk, of wat? Wie was ik ook al weer? Even checken in de directory…wat was de code ook alweer?
Ik ben aan vakantie toe… ergens aan zee…last minute.

Draagkracht

Ik sta hier maar. Ik moet alles dragen wat ze zelf niet willen vasthouden.
Soms gaan ze zelf ook nog eens op mij hangen, met hun eeltige ellebogen, m’n poten staan al stijf van de spanning. Stapels boeken, zware bloemvazen, je kunt het zo gek niet bedenken of ze gooien het op mijn rug. Al die dingen die ze allemaal zo nodig moeten hebben. Sommige dingen staan er al jaren om te worden verwaarloosd, toegedekt met een laag stof. Of ze willen er weer vanaf, de dingen zijn waardeloos geworden.
Dan worden anderen daar weer mee belast. Mijn rug is trouwens behoorlijk beschadigd en stijf van overbelasting. Zelden word ik nog gedekt onder een damasten laken.
Wat ik allemaal te horen krijg, laten we het daar maar helemaal niet over hebben.
Dat kletst maar raak. Vaak denk ik met weemoed aan het bos waar ik stond omringd door familie, de stilte, het ruisen, de seizoenen. Na de slachting werden we gedeporteerd, uiteengerukt. We moesten allemaal anders worden. Geschaafd en beschaafd. Omgevormd tot dingen. Wij mochten niet onszelf blijven. Ik werd te werk gesteld in hun huiskamer om dienstbaar te zijn.
Soms als een kind onder mijn blad speelt voel ik mij weer even een klein bos met vier kale stammetjes, vierkant.

L’Art Fugitive


Wij toeschouwers zijn soms bewonderaars van de l’Art Fugitive ofwel ‘Vluchtige Kunst’.
Dat ‘soms’ is belangrijk om hier te vermelden omdat bewondering ook wel eens zomaar verdampt waar je bij staat.
Het betreft kunst die gewoon aan de muur verdwijnt, zoals de viltstifttekeningen van de kunstenaar waar ik de naam van vergeten ben. Ze werden geëxposeerd in een obscure galerie, een voormalig koetshuis. Net als ‘fugitieve kunst’ zijn ook de kunstenaars vaak vluchtig.
Beeldhouwkunst komt vaak minder vluchtig over omdat het meestal over een solide lichaam beschikt, met uitzondering van het zandkasteel en de sneeuwpop. In de modulaire sculptuur is vluchtigheid juist het meest kenmerkende aspect. De hegemonie -de gewoonte om alles maar in brons af te gieten- is daarmee doorbroken.
Er worden diverse materialen geassembleerd, liefst zonder bevestigingsmiddelen, zoals lijm of spijkers ed. Het werk kan daardoor ook zo weer uitéénvallen, waarna de onderdelen zo weer kunnen opduiken in een nieuwe sculptuur of definitief verdwijnen. Zo zijn er meerdere verschillende beelden bekend die uit dezelfde onderdelen zijn opgebouwd. ‘Sculpture Modulaire’ zo typeerde een criticus het werk: Stijlloosheid wordt hier tot stijl verheven…wat mij betreft is het een bijeengeraapt zootje troep!’ Sindsdien wordt deze definitie in alle brochures met graagte door de kunstenaars geciteerd.
Uit conceptuele motieven worden de losse onderdelen apart te koop aangeboden. Natuurlijk wil de kunstliefhebber het werk compleet. Weer uit conceptueel motief wordt het werk in losse onderdelen afgeleverd, de koper zal het zelf moeten assembleren. Alsof de kunstenaar wil zeggen; ‘Kom op toeschouwer, je kunt het zelf!’
Deze kunststroming wil kennelijk medeplichtigen maken.