Sado-Logopedisme

“Ihik eheb uhun saparahaakgebarahek…zei ik keurig netjes volgens de instructie van de logopediste die de methode ‘opzettelijk stotteren’ hanteerde
“Heel goed, zie je dat het helemaal niet erg is om voor je handicap uit te komen” ,sprak de logopediste met haar aangedikte dictie en mechanische glimlach.
Ze articuleerde alsof ik een doofstomme was die nog moest leren liplezen, was ik maar blind dan kreeg ik een geleidehond, dacht ik. “Zo, mag ik nu naar buiten?”
“Nee, Bor dat weet je heel goed, we gaan nu onze oefening klinkerverlenging doen, vertel maar eens hoe je heet Bor van Geenen!….nou hoe heet je?”
Ik zag voor mijn geestesoog hoe ik het articulerende hoofd met de meetlat die aan het schoolbord hing in één klap scheidde van de romp, terwijl ik als een debiel aan de vraag voldeed;
“mijijijijijijijijijijn naaaaaaaaaaaammmmm iiiiiiiiiiiiiiiisssss: Booooooooooooor vaaaaaaaaaan Geeeeeeeeeeneeeeeeeen!” ‘Ja, heeeeel goeoeoed Bor!’ ,sprak het achterlijk hoofd opgewekt.

Waarom heette ik niet Gé dan heette ik gevangenen, o nee dan miste ik een e.
Jezus, hoe lang duuuuuuurde dit al? Ik geloof…..dat ik wil gillen. Christus kwam er maar makkelijk vanaf, één kruisiging en klaar, deze marteling duurde maar voort met een leger van logopedistes als beul…hoeveel van die wezenloze wezens had ik al gezien?

“Zo en nu nog de laatste oefening: het repeteren van de de beginletter van ieder woord, en daarna gaan we het in de praktijk oefenen in de winkel op de hoek,”
Onderwijl voetbalde ik denkbeeldig met het doofstomme hoofd waarin de ogen paniekerig rondtolden; ik schopte de schedel in een mooie curve binnenkant voet tegen de populier op het schoolplein, vol op de stam. Boomvoetbal was pas echt voetbal, in een doel schoppen is een makkie, maar de paal doelbewust raken is pas kunst. “Is er iets, Bor?”
Ik schudde mijn hoofd dat bloedheet voelde, alsof het overkookte. “Goed dan, begin maar, vertel maar wat je hebt gedaan in het weekend.”
i i i i i k. h h h h heb. d d d d d d d d d d dit w w w w w weekeinde. v v v v vuurtje g g g g gestookt. op het braakland…
“Ho, stop! Luister, zo komen we er niet Bor, alle eerste letters gewoon herhalen helemaal tot het eind, kom, we proberen het nog een keer…. Ja toe maar!”

Het werd zwart voor mijn geestesoog, de melk in het pannetje was overgekookt en de bodem zwartgeblakerd, ik rook de geur van aangebrande melk, precies zoals mijn moeder dat dagelijks wist te bekokstoven en moeder maar schuren in de verkoolde bodem.
Ik verdween terplekke in een zwart gat…ergens in een verte hoorde ik nog een articulerende echo zichzelf imiteren; “Je weet toch dat je geen vuurtje mag stoken….dat je geen vuurtje…geen vuurtje stoken…geen..”
Het werd stil…licht en luchtig…ik keek zomaar van bovenaf op de dingen neer…was ik een vlieg geworden?…godzijdank wat een verademing!

De laatste ervaring verwijst altijd naar die eerste keer, aldus Bor. Dit verhaal kwam spontaan op terwijl ik mij aan het inleven was in mijn lijf.

Geenoog koning

Bor is weer opgedoken, hij kon niet meer spreken vanuit ‘zijn toestand’, zoals hij het noemde. Op onze vragen waar hij toch was geweest wilde of kon hij niets loslaten…
Niets voor onze doorgaans zo openbare Bor. Uiteindelijk begon hij met gezonde tegenzin zinnen te zeggen:
“Ik beleefde een uittreding….een buitenlichamelijke ervaring om precies te zijn….een soort ruimtereis…vliegen zonder lichaam.
Hoelang het duurde weet ik niet omdat het tijdloos is en geen bepaalde lokatie inneemt…. en wat is tijd anders dan het meten tussen lokaties? Als ik het in één woord zou samenvatten zou ik zeggen; tussenloos, dat is het…maar dat ga ik niet zeggen.
Liever spreek ik er helemaal niet over omdat de meeste mensen je voor gek verklaren. Niet dat ik daar zo bang voor ben, maar heeft het zin? Begrijpen doet toch niemand het. En wat moet je erover zeggen?
Dat je van licht bent? Met vleugels van ruimte? Dat je driehonderdzestig graden zicht hebt? Dat je in de Verenigde Staat van grenzeloos geluk bent? Als die toestand gekte is laat mij dan voortaan definitief totaal gek zijn.
Hoe leg je uit dat de dood zojuist in je gestorven is en dat die dood meer lijkt te leven, meer bezield dan geparkeerd binnen deze prachtige zak met botjes.
Sinds wetenschap de geest en de ziel dood heeft verklaard zijn de mensen die in wetenschap geloven tot zielloze zombies gereduceerd, tot dode levenden?

Wie wil er nu koning Geenoog zijn in het land waar alle ogen slechts geloven wat ze zien?
Ik wil dat niet, ik zou wel gek zijn.”

Zo besloot Bor zijn relaas: “De waarheid zeggen zou dwaas zijn…daarom zeg ik het niet, horen jullie dat?”
Wij hebben niets gehoord, we zijn al blij dat Bor er is.
‘Voel je je lichamelijk goed? vroegen we hem nog.
‘Ja hoor, alleen een beetje stijf, dit lijf moet weer beetje ingeleefd worden, ik ga eerst maar eens in een warm bad!’

Meerwaerde 2

Plots besloot Rolf-Jens viool te willen spelen. Bij toeval was ik erbij toen hij buiten kantooruren aanbelde bij de vermaarde vioolbouwer Stephan Grolsch.
Rolf begon ermee zijn visitekaartje te offreren met de vraag of het wel gelegen was dat hij even een topviool kwam uitzoeken.
De vioolbouwer keek verbouwereerd naar het kaartje. ‘Natuurlijk, komt u binnen..Jonker Waezenbaeck, als u even wacht in het atelier dan trek ik even wat aan!’
Met grootse gebaren en op declamatietoon deed Rolf zijn muzische plan uit de doeken.
‘U heeft dus nog geen les?’ vroeg de houtbouwer.
‘Nee, ik moet natuurlijk eerst een viool hebben, dat spreekt!’
Rolf droeg de handarbeider op om de verschillende instrumenten eerst eens te laten horen:
‘Speelt u eens wat, beste man!’
De vioolbouwer speelde nerveus alsof hij examen moest doen in de aanwezigheid van een meesterviolist. Rolf kreunde beamende en afkeurende geluiden net zolang tot hij
een oude Italiaan hoorde zingen.
‘Dat is hem, of heeft u nog iets beters!’ riep de jonker een begeesterd.
‘Weet u wel wat deze Guadagnini kost?’ maande de verkoper.
‘In heb vernomen dat oude Italianen uitstekende beleggingen zijn, zou ik hem overigens meteen mee kunnen nemen?’
‘Eh..natuurlijk’ zei de verkoper.
‘Ik heb nu alleen even geen geld bij mij…stuurt u de rekening gerust naar het adres op het kaartje als u zo goed wilt zijn!’
Even later liepen we over straat met de onverzekerde topviool naar de bejaarde Jaguar, onbetaald geluk.
Na acht lessen hield Rolf-Jens het wel voor gezien…de stok streek niet lekker of zoiets?
De Guadagnini slaapt sindsdien in een familiekluis wachtend op meerwaarde.
Waar ik dit verhaal vandaan heb, uit mijn duim? Nee, ik was zijn vioolleraar. Drie keer heb ik een rekening moeten sturen.
Een maal heb ik de Guadagnini mogen bespelen, spontaan stroomden mijn tranen. Zij zong uit zichzelf. Wat had ik jaren gezwoegd om mijn huurviolen een beetje te laten klinken…

Wieland Fonk ( westerse-antropoloog)

Meerwaerde 1

Rolf-Jens Waezenbaeck, was zaailing van een adellijk geslacht, grootleverancier van de elite: waterschapsgrafen,notabelen, juristen, beleggers, rechters, rentmeesters, zelfs ministersposten waren ooit door familieleden beheerd.
Ze voelden tot in hun botten dat Nederland van hen was, het land zelf, maar ook de ingezetenen, die zagen ze feitelijk als bedienden van de familie. Met de gouden paplepel was hen dat van jongs af aan ingelepeld.
Dit was beslist meer dan een geloof, ze wisten het wel zeker. Begrijpelijk want hun hele ambiance vormde het eeuwenoude bewijs van superioriteit. Hun landgoederen, hun landerijen, hun multinationale zakenpartners, wagenparken, luxe jachten, privéhavens. De hele wereld vormde hun jachtterrein.
Rolf leerde ik kennen in Bloemendaal aan zee waar hij een notariskantoor runde, dat wil zeggen liet runnen, door medewerkers en zijn personal coach aan wie hij het delegeren delegeerde. Zijn zaak was slechts een bijzaak, dat liet je erbij doen. De familiezaak ging uiteindelijk voor alles, wat neerkwam op beheer van bezit, vermogen en beleggingen, vastgoed was het veiligste. Ze verzamelden op internationale schaal resorts, gated communities. Gouden kooien.
Rolf was enigszins het excentrieke schaap in de gouden familiekooi. Hij had al lang uitgehuwelijkt moeten zijn, maar Rolf was niet van de vrouwen. Hij droeg ongevraagd gedichten voor, prees zichzelf aan als declamator, speelde amateurtoneel en eiste daarin vanzelfsprekend de hoofdrol op en gaf ruimhartig ongevraagde adviezen aan ondergeschikten, dus zo ongeveer aan iedereen.
In zijn old-timer Jaguar reed hij – wegenbelastingvrij – onuitgenodigd naar de bekende acteur die hij nog nooit ontmoet had, belde aan en wist de arme man in te palmen met zijn reputatie als nazaat van…zodat het acterende slachtoffer zich vereerd voelde om acteerlessen te mogen geven aan Rolf-Jens.
Opmerkelijk was dat Rolf nooit geld bij zich droeg, ook niet als hij in een winkel iets aanschafte, zijn visitekaartje voldeed. Hij zou het wel overmaken als hij het niet vergat, grapte hij in afwachting van de wenkbrauwen die omhoog zouden trekken.

Uit ‘Beschermde diersoorten’
antropologische verkenningen binnen het reservaat,
Wieland Fonk.

Gelateria Garbelli

Garbelli, was als achttienjarige begonnen met één Vespa (wesp) Piaggio Ape (werkbij).
Het iconische driewielige koekblik als rijdende ijssalon.
Zo bediende hij heel Napels tot hij uitverkocht was.
Tegen drie uur ‘smiddags had Mario al zijn ijs weggeschept, de smaakversterker van de chinees ging erin als gebraden zangvogeltjes. De weelde van zoveel geld in de namiddag maakte hem een graag geziene gast in de rosse buurt, te meer omdat hij zijn cocaïne zo ruimhartig deelde met zijn ‘vriendinnen’.
Het was een kleine stap om er nog een Vespa bij te nemen en zijn neefje van zijn schoolbezoek te verlossen. De ijszaken liepen meer dan gesmeerd. Ieder jaar een wesp erbij zorgde voor een ware zwerm die door de verzengende straten van Napels gonsde. Het cocaïnegebruik van ‘baas’ Garbelli was een openbaar geheim. Mario vond cocaïne en vriendinnen het beste medicijn tegen welke pijn dan ook. Hij gunde het iedereen om zo te worden geheeld, beter dan die dokters die zijn moeder niet hadden kunnen redden van de waanzin.
De maffia hield ook van ijs en zocht contact met Garbelli, niet om hem af te persen maar om hem te helpen internationaal te gaan, de amerikaanse markt te veroveren met het beste ijs.
Why not, dacht Mario en ging met zijn weldoeners in zee. Ze zouden niet eens een percentage vragen…ze boden zelfs aan de verpakking en verzending te regelen. Overzeese contacten hadden ze genoeg en inpakken konden ze als de beste.
Na onderzoek van de narcoticabrigade werd het ijs onderschept en de hele wespenzwerm in beslag genomen.
IJs bleek het perfecte middel om de cocaïne geurloos in te conserveren, geen hond die het rook. Het was een mooi lijntje naar Amerika, ze waren daar dol op het Italiaanse ijs, niet aan te slepen.

Hoe de narcobrigade de drugssmokkel op het spoor kwam wordt geheim gehouden.
Garbelli ontkende ijskoud iedere betrokkenheid tot onomstotelijk werd aangetoond dat de Vespa’s behalve ijs toch vooral cocaïne verspreidden. Het codewoord was ‘Stracciatella Bianco’, dan vond je het zakje witsel onderin het krokante hoorntje.
Tijdens zijn gevangenschap werd Mario noodgedwongen clean en schreef een boekje over de ijsrecepturen van zijn moeder, geen woord over smaakversterkers. Garbelli begon een nieuw leven in Milaan met één Ape, daar hield hij het bij. Hij specialiseerde zich in Cassata, een ijstaart die alle smaken bevat. Van schepijs naar snij-ijs.

Uit ‘Italiaanse toestanden’ Coen Cederik, Milaan.

Nest

Ik kom uit een ongeletterd nest, vertelt Rita bij de koffie die ze serveert.
Als enige in het gezin met vijf kinderen was ik bezeten van lezen. Ik leerde het mijzelf als jongste en las de ouderen kinderboeken voor. De ouderen waren niet analfabeet maar ze hadden het net zo goed wel kunnen blijven want lezen deden ze nooit, zelfs geen krant. Ik voelde mij een vreemde eend, een leesbeest…boekenwurm scholden ze… zag mezelf als koekoeksjong.
Al lezend werkte ik mij het ouderlijk nest uit… en in de nesten…geen opleiding genoten… ging niet graag naar school maar liever naar de bibliotheek om te lezen.
De middelbare school nooit afgemaakt omdat ik in een boekwinkel kon gaan werken. Ik was niet uit boekwinkels weg te slaan. Toen de eigenaar mij betrapte op het stelen van een boek raakten we aan de praat. Ik hield vol dat ik het boek echt weer terug zou brengen in de winkel net als in de bibliotheek. Hij geloofde mijn blauwe ogen en was verbaasd dat ik alle kinderboeken had gelezen. Een natuurtalent noemde hij mij.
De eigenaar was geraakt door mijn verhaal en vroeg of ik bij hem wilde komen werken.
Op het laatst draaide ik de hele zaak. Elke lezer voelde voor mij als een nieuw familielid met wie ik de ‘leeswereld’ kon delen.
Door de internetwinkel, die alle sociale interactie sloopt, bloedde onze boekwinkel langzaam dood.
Met de eigenaar onderhoud ik nog steeds een warm vaderlijk contact, hij investeerde in deze zaak. Literatuur is mooi als je er iets te drinken bij hebt, zei hij.
Zo kwamen we op het plan om een koffietent te beginnen, maar wel iets speciaals met boeken. Een vriend die zeecontainers inricht kwam met het idee van een automatiek; boeken achter het verlichte venstertje van de automatiek. Voor twee euro een uitgelezen boek uit de muur trekken.
‘Volgende maand gaan we proefdraaien met onze literaire automatiek, de koffie is wel duurder dan de boeken, bijna elitair duur, maar het is beste koffie!’
‘De lekkerste koffie is koffie met een goed verhaal, doe er nog maar één!’
‘Willen jullie intekenen voor mijn krautfunding?’