Maand: augustus 2016
Eenzijdige afspraken
Zoals bekend is dat wat we ‘de wereld’ noemen een afspraak, in taal. Die afspraak werkt alleen als iedereen met die afspraak instemt. Zodra een afspraak eenzijdig is opgelegd schept ze conflict.
Van iedereen die na de afspraak geboren is wordt zomaar ongevraagd aangenomen dat hij of zij er mee zal instemmen, een onredelijke aanname. Opgroeien en opvoeden lijkt zo bekeken wel het aanvaardingsproces van eenzijdige gemaakte afspraken. Uiteraard kan niemand van harte helemaal instemmen met alle gemaakte afspraken.
Vaak wordt een afspraak gedoogd of vindt je een maas in het net om vrijelijk doorheen te zwemmen. De afspraken zijn aanvaardbaar als het algemeen belang ermee gediend is.
In een snel veranderende samenleving is het nodig om afspraken te herzien of zelfs te schrappen.
Een voorbeeld van zo’n onaanvaardbare afspraak is de aanname dat wat wij de wereld noemen dat dat de realiteit is, de werkelijkheid. Velen zien dat ook nog eens als de enige realiteit.
Niets is minder waar, juist in datgene wat we niet kunnen benoemen, beschrijven, definiëren schuilt meer werkelijkheid dan in de taal.
Waar de taal stopt daar begint de werkelijke werkelijkheid te gloren. Als de praktijk niet werkt heerst er vaak verwarring over wat werkelijk is.
Zoals de Amsterdamse taalfilosoof Jan Schäfer het ooit mooi bondig verwoordde ;
“In gelul kun je niet wonen”
Toch is dat wat veel mensen proberen, een veilig onderdak zoeken binnen de taal. Gelukkig is het taaldak zo lek als een mandje.
Monnikenwerk
Het mooiste boek dat ik nooit gelezen heb was een zeldzaam exemplaar. Het leek op een facsimile-uitgave, maar het was echt handgeschreven, letter voor letter in walnoteninkt.
Op handgeschept zuurvrij papier, gebonden in een kalfsleren band, goud op snee.
Het bibliofiele boek was het resultaat van een drie jaar durend project van schoonschrijvers die het copiëren als een vorm van meditatie beoefenden.
De kapitalen waren virtuoos gecalligrafeerd. Per jaar voltooiden ze veertig bladzijden in een oplage van twaalf stuks. Het betrof een antiek filosofisch geschrift; “Vergheefsche Schoonheyt der Aesthetica”, Anonymus a.d. 1650.
Een waar genot om het unicum in handen te hebben en er voorzichtig in te kunnen bladeren.
Inhoudelijk was er helaas niet doorheen te komen.
De sierletters waren zo afleidend dat de betekenis van het betoog verloren ging. De vorm had de inhoud mooi om zeep geholpen. Monnikenwerk is natuurlijk van oudsher al voor niks, voor God.
Ik kende een schoonschrijfster die het hele project moedig had volbracht. Zij moest het hele geschrift toch ook gelezen hebben?
Een onterechte aanname, ze kon mij niets over de inhoud vertellen. Ze had louter letters stuk voor stuk gelezen en geschreven.
Ze had het heerlijk gevonden om totaal op te gaan in de handeling, zichzelf te vergeten en niets meer te weten.
Ironisch genoeg vind ik haar eigen directe ervaring van ‘opgaan in’ een mooi voorbeeld van schoonheidsbeleving, de essentie van esthetiek. Ook in het vergeefse schuilt een ongrijpbare schoonheid.
Aan het echt vergeefse gaat een onmogelijke poging vooraf, anders kan het niet vergeefs heten.
Nadat het rijstoffertje devoot is neergelegd rijdt er een auto overheen, liefst met dezelfde devotie.
Fors saaie saaifors
Mijn toekomstige boekhouder luisterde naar de naam Kafka. Zijn illustere naam was de voornaamste reden waarom ik hem mijn financiële leven durfde toe te vertrouwen.
Andere willekeurige namen in het woud van accountants vertrouwde ik voor geen cent. Hij was drukbezet. Voor 150 gulden contant kon ik hem even spreken, tussen de bedrijven door. Hij sprak tegen mij, ik sprak niet tegen. Ik diende niets dan mijn harde cijfers te overleggen. Kafka was zo verdiept in de getallen dat hij niet merkte dat ik wegdommelde in een hemelse slaap. Cijfers hebben altijd een zeer rustgevende invloed op mij gehad, slaapverwekkend, beter dan een narcose.
Ooit had mijn wiskundeleraar tierend voor mij gestaan, terwijl ik sliep op het algebra-proefwerk dat ‘we’ moesten maken:
‘Zo, Bor van Geenen, heb je ze nu allemaal op een rijtje, na deze welverdiende nachtrust?’
‘Waar heeft u het over, meneer?’
‘Over de getallen, meneer van Geenen, de priemgetallen!’
‘O, de saaifors!’
‘Nee, van Geenen, CIJFERS!, wij spreken hier ABN!’
Wat de bank ermee te maken had ontging mijn onberekenbare brein totaal.
Ik verkeerde in een kosmische, mensloze dimensie, zelfs met mijn ogen open leek de wiskundeleraar een illusoire geestverschijning.
Deze keer echter maakte mijn aanstaande belastingman Kafka mij wakker en legde begeesterd uit dat hij van iedereen een eenmanszaak maakte, omdat het de enige manier was om dit belastingklimaat te overleven, anders zouden ze mij helemaal leegzuigen! Ik geloofde hem op zijn blauwgrijze ogen en dacht onderwijl aan Gregor Samsa die na een onschuldig slaapje tot insekt was gereduceerd.
Bij het vertrek beloofde ik Kafka voortaan al mijn gegevens te zullen opsturen voor de nieuwe aangifte. Waarom ik dat nooit heb gedaan weet ik niet meer.
Omdat hij alleen oog had voor belastbare getallen en zwarte contante bedragen die hij lakoniek in zijn kontzak schoof?
Waarschijnlijk leerde ik zo het woud te vertrouwen, bewust naïef.
Ideaal verhaal
Ik heb eens een arm gezin gekend. Ze waren zo arm dat ze niet eens geld hadden om hun chauffeur te betalen. Daardoor kon de chauffeur zich geen auto veroorloven. Die auto was zo duur dat hij de aanschafprijs niet kon aflossen. De dure auto stond dus stil weg te roesten naast het droge zwembad. Het gezin had echter niet genoeg water om het lege zwembad te vullen. Om eerlijk te zijn; Ze hadden zelfs niet eens een huis. In dat huis stonden geen meubels en op die meubels zaten ze dan te wachten tot de kok klaar was met het driegangendiner. De kok had echter geen eetbare ingrediënten, met die ingrediënten kon hij geen maaltijd bereiden.
De maaltijd smaakte nergens naar en de kok was trots dat het eten niet was aangebrand. De vrouw des huizes liep uiteindelijk weg bij haar man.
De man wilde van haar scheiden maar hij kon haar niet meer terug vinden. Op de plek waar hij haar niet gevonden had lag wel een hele dure portemonnee. Het was de portemonnee van de schrijver. Toen de man hem terug wilde geven zei de schrijver : ‘Nee, dat past niet goed in het verhaal!’
‘Welk verhaal?’ vroeg de man.
‘Dit verhaal natuurlijk’ schreef de schrijver.
Nu begreep de man in een flits zijn vreemde leven.
Hij zette de schrijver onder druk om al zijn wensen te realiseren. Als een dictator dicteerde hij de schrijver een ‘beter’ leven. Zo werd het toch nog een ideaal verhaal.
Niet de moeite waard om hier te beschrijven.
Legerkleding
Ik ben mijn hele jeugd gehuld geweest in een Leger de Heilsuniform. Dan doel ik niet op het quasi militaire kostuum waarmee de heilssoldaten hun guerrillaoorlog voeren tegen het ongeloof, voor onze eigen bestwil.
Ik bedoel de confectie van de gewone man in de straat, gekocht in de Kringloopwinkel van het Leger des Heils.
Kringloopconfectie is camouflagekleurig, je lost naadloos op in de grijze massa.
Omdat ik in een te groot lichaam geboren ben liep ik al jong in oudemannenkleren. Schoenen waren het grootste probleem omdat er te weinig mannen naar de hemel afreisden die toevallig mijn schoenmaat hadden. Ik las wel eens overlijdensberichten in het Streekblad, maar de schoenmaat werd daarbij niet vermeld.
Ooit kruiste een schele vrouw ons pad die ongevraagd beweerde dat ik een ‘oude ziel’ had. Het verbaasde mij niets dat ook mijn ziel tweedehands was of door nog meer anderen was afgedragen. Alles in mijn leven was immers tweedehands. Hoe wist ze dat trouwens? Zou ze erin handelen, oude zielen?
Ik liep dus op jeugdige leeftijd als een oud mannetje door het leven, in grijze, grauwe kleurstellingen.
De ongepaste kleuren waarmee bejaarden van tegenwoordig zich uitdosten deed mij eerst pijn aan de ogen. Ik dacht dan: ’typisch voor kleuterzielen die nog maar net komen kijken’
Mijn ouders waren, om het goede voorbeeld te geven louter tweedehands gestoffeerd.
Een broek van ‘het Leger’ mocht niet meer dan een rijksdaalder kosten, een overhemd. hooguit een guldentje.
Later toen ik zelf wat geld kreeg moest ik liegen over de aanschafprijs van een eerstehands broek. Wat ik ook zei, het was schandalig duur voor mijn ouders. Voor vijfentwintig gulden? Daar had je wel tien broeken voor of vijfentwintig overhemden!
Mijn moeder kweekte eksterogen op haar voeten. Ze bezat een reiskist vol knellend schoeisel van het Heilsleger. De arme ziel verging van de pijn tijdens wandelingen, dan liep ze verder op blote voeten. Zonder beknelling geen bevrijding, aldus de heilsleer.
Wonderlijk genoeg zijn wij nooit bekeerd tot het christelijk gedachtengoed, het paste niet bij ons geestelijk leven, het knelde.
Wij waren geestelijke naaktlopers, als heidenen.
Later kleedde het leven mij geestelijk alleen maar verder uit. Er bleef niets over om mij achter te verschuilen.
Ook naaktheid kun je nog uittrekken, als een laatste schaamlap.
Speurneuzerijen
Op de verlaten parkeerplaats stond een laatste auto tussen de verpakkingsresten van de voorbije parkeernacht, drugs, fastfood en wildvrijerij.
De laatste auto was niet verlaten. Er zat een man in, stokstijf achter het stuur, ogen dichtgevallen op het grijsbleke gelaat
Ik zag hem vanuit mijn ooghoek, en dacht: ‘laat maar’, daarna keek ik nog eens opzij. Hij zat of hing daar roerloos, gelaten.
Mijn hond trok mij verder, achter zijn speurende neus aan. Nog eens keek ik achterom.
Hij zal wel slapen dacht ik…Hij zou toch niet dood zijn? Nee, dan zou zijn hoofd hangen…
Ik liep verder, de hondeneus was iets op het spoor. Toch kon ik het beeld niet uit mijn hoofd wegdenken. Wegdenken werkt altijd versterkend.
Had ik hem dan moeten wekken?
Een wildvreemde stoor je toch niet in z’n slaap? Zou het verwijtbaar zijn als ik hem niet te hulp schoot, wellicht was hij onwel, een epileptische aanval, een bad trip? Ik besloot onze uitlaatronde te bekorten om
toch nog even op deze vroege ochtend een leven te redden…
In mijn fantasie zag ik de ambulance al staan op de onheilsplek met blauwe flikkerlichten. Gelukkig bleek de parkeerplaats leeg.
Alleen de auto stond er nog.
Ik zag niets door de weerspiegelingen in de autoruit. Langzaam naderde ik de plaats delict…voorzichtig keek ik in de auto… Tot mijn schrik was de auto leeg.
Het lijk was verdwenen!
Onwillekeurig bleef ik de rest van de dag halfbewust rondspeuren naar het stoffelijk overschot.
Nu na drie dagen staat de auto er nog. Ongewild probeert mijn brein deze perfecte moord te reconstrueren.
Bevreemdend, want had ik niet van jongsafaan een bloedhekel gehad aan detectiveseries. Overal waar zo’n speurneus zich vertoonde werden er steevast mensen om het leven gebracht. De detective als oorzaak van de misdaad.
Pas toen ik het ‘corpus delicti’ levend en wel in de auto zag rondrijden werden mijn speculaties om zeep geholpen…
Of was het zijn dubbelganger, zijn broer, zijn…?
Hoe dan ook, inmiddels bespeurde ik diep in mijn brein de zin om iemand te vermoorden. Dan was het tenminste duidelijk hoe het zat.
Je moest ook alles zelf doen!
Mijn hond keek mij meewarig aan en snuffelde aan mijn handen.
Gevolg
Hoeveel volgers heb jij?
Geen idee, dat volg ik allemaal niet, en jij?
Nou, te veel om op te noemen, maar volgens mij kunnen veel volgers jou niet volgen.
Dat is jammer, want dat zijn nou net de volgers waar ik voor schrijf.
Hoezo juist die volgers?
Nou dat is toch evident, volgers die het makkelijk kunnen volgen die lezen een bevestiging van wat ze al wisten.
Nou, daar is toch niks mis mee, mijn volgers houden daar juist van!
Natuurlijk is er niks mis mee, maar ik schrijf nu eenmaal voor die ene volger die het niet kan volgen.
Volg je zelf ook nog iemand?
Nee, ik heb nog nooit iemand gevolgd en ik raad iedereen aan om hetzelfde te doen.
Dus iedereen zou niemand moeten volgen?
Inderdaad, maar niet omdat ik het zeg, gewoon omdat ieders natuur dat vereist.
Waarom eigenlijk?
Ieder levenspad zou uniek en eenmalig moeten zijn, geen georganiseerde groepsreis.



