Wereldvolkstuindersbond

Ze hadden ooit de stad nog willen ontvluchten, desnoods naar Noord-Oost Groningen.
Helaas leek een buitenhuis alleen weggelegd voor luxe pensionado’s, jongbejaarde vutters, zuinige oudgelders en nieuwe rijken. Ze hadden geen flitskapitaal liggen, geen glorende erfenis aan de horizon. Nu bewoonden ze zomaar in de periferie van de stad een volkstuinhuis. Een laatste socialistisch bolwerk, toevluchtsoord voor het ‘gewone’ volk.
Met de Volkstuindersbond als overkoepelende vrijstaat binnen de vrije marktdictatuur.
Geen hoogbouw of hoogspanningsleidingen te zien, een oase op vijf minuten fietsen van hun ‘echte’ huis. Die vijf minuten zorgden voor een omgekeerde jetlag.
Met een ‘gewone’ vakantiereis had je meestal reistijd, tijd om geleidelijk terug te keren naar de dagelijkse sfeer van werk en woonverkeer, je had tijd om te landen, om te wennen. In de tuinsfeer heerste geen tijd, alleen het licht der seizoenen, de biologische klok die je alleen kon lezen met al je zintuigen. Binnen enkele maanden waren ze veranderd in tuindieren, als mollen wroetend in de aarde, als kikkers roerloos starend naar het groen.
Nu met die vijf minuten was het veeleer een cultuurschok. Met de ziel nog in het paradijs leken die dagelijkse bezigheden terloopse bijzaken, nodig om zo snel mogelijk te kunnen terugkeren naar het paradijs. Dat ‘echte huis’ kon eigenlijk wel worden opgedoekt.
Het ruisen van de ringweg was nauwelijks te onderscheiden van de branding van een zee, geluidsgolven zijn ook golven. De geest was een zee van ruimte gebleken waarin alle problemen ten onder gaan.

Zo mijmerden ze wel eens over een Wereld Volkstuindersbond die elke aardbewoner
zo’n plek zou bieden onder de zon, kleinschalige complexen, zelfvoorzienende tuinbouw.

Spurtief

Komend vanuit de duistere coulissen van de nacht stond hij plots op een helverlichte sintelbaan. Zijn ogen konden de felle zon niet aan. Uit mechanische gewoonte begon hij zijn beenspieren los te rollen terwijl hij richting startblokken slenterde. Door zijn toegeknepen wimpers
ontwaarde hij verschillende andere sportieve diersoorten. Wat was dit voor vertoning, om welke afstand ging het hier? Vierhonderd meter horden, marathon! sprint? Een vaag gemurmel schalde door de stadionspeakers, onverstaanbaar.
Dat men naar de startblokken moest was echter duidelijk genoeg.
Geen tijd om iets na te vragen, bovendien aan wie, hij zag hier alleen maar dieren.
Het verwonderde hem dat de aanwezige dieren hem niet verbaasden: een zebra, een struisvogel, een luipaard, een pantserneushoorn, een grote blauwe libelle…waarom ook niet?
Wat het nummer ook was, hij gokte op de sprint, dat gaf toch de meeste kans op de overwinning. Helaas had hij de uiterste buitenbaan waardoor hij zijn medeatleten niet kon overzien. Nu ging het snel, vanuit de hurkzit in het startblok focuste hij zich als een blind paard, ging luisterend in de starthouding in afwachting van het verlossende schot.
De vertrouwde doffe knal klonk.
Een vliegende start, met een felle spurt bezette hij de binnenbaan.
Na de eerste bocht liep hij op kop, niemand voor zich!
In de volgende bocht keek hij schichtig achterom. Niemand te zien, waar waren de andere dieren? Het startpunt naderend zag hij dat de andere dieren zich in alle richtingen hadden verspreid. Sommige waren aan het grazen langs de baan of waren gaan liggen in de schaduw. Het kon ze kennelijk niets schelen wie er won.
Ze leken zelfs geen notie te hebben van een wedstrijd, wisten zij veel wat sport was?
Hoewel hij al had besloten te stoppen rende zijn lichaam gewoon door, uit gewoonte, Bewegen voelde gewoon lekker, zo liep hij nog wat rondjes, zonder finish. Ongewild voelde hij zijn armen omhoog gaan.
Nu pas zag hij dat er geen publiek was in het stadion.
Terug in de nachtelijke coulissen genoot hij lucide na van de droom.
De eerste prijs is een droom, de tweede prijs is ook mooi, een droom en de derde prijs is ook een hele mooie prijs…..inderdaad.

Gelijkenis

Boyd Keverling, die naam zal weinig mensen iets zeggen, is een van de beste portrettekenaars geweest van zijn generatie, zijn werk moest beroepshalve ongesigneerd blijven. Na de rijksacademie kreeg hij meteen een baan bij de politie als compositietekenaar. ‘De Kever’ tekende anoniem duizenden portretten van boeven die hij nog nooit gezien had. De taak van de recherche was dan om er even iemand bij te zoeken die er het meest op leek. Het waren zonder uitzondering prachtige gelijkende karakterstudies, verfijnd uitgewerkt. Boyd had het vermogen om het mooiste in iedere misdadiger naar boven te halen.
Nieuwe computersoftware heeft zijn werk nu overbodig gemaakt, het lijken nu bijna foto’s van plastic koppen, aldus Boyd zelf. Maar hij vindt het wel best om non-actief te worden.
Om hem te eren organiseerde het corps een expositie van zijn gehele oeuvre in kunstgalerie ‘de Leegte’ ergens op de gracht. Zaterdagmiddag was de vernissage. Er was bijna niet bij te komen zo druk was het. De hele penoze was erop afgekomen om een portret van zichzelf te bemachtigen. Het was reuzegezellig. Jagers en prooien vierden feest, het feest der herkenning. Het schijnt dat Boyd nog laat bezig is geweest met het signeren van werken die aangekocht werden, alsnog.
De boeven stonden erop dat hun portret van een echtheidswaarmerk werd voorzien.
Boyd had soms gevraagd: “Hoe lang ben je al weer op vrije voeten?”
“Ik heb vijf jaar onschuldig vastgezeten dankzij jouw geknutsel!” zei er een.
De Kever schrok even.
“Grapje!” fluisterde de kunstminnaar, ” Ze hebben mij nooit kunnen pakken!”

Fantastoïde

Vanwege de hete mail ontvangen kaakstel ik graag hier de taalvuiling aan de orde, van deze dag, heden ten dage.
Mag het woord neutraal gewoon neutraal blijven betekenen zonder de waardeoordelende connotaties; lafhartig, geen positie innemend en onverschillig?
Neutraal durven zijn vereist soms wel degelijk moed en kan juist voortkomen uit betrokkenheid.
Woorden kunnen alleen iets ophelderen wanneer ze in hun pure betekenis worden gebezigd. Neem het woord ‘discriminatie’ dat meteen vervuild wordt door connotaties als; superioriteit en inferioriteit, dader en slachtoffersementen. Discriminatie betekent niets anders dan onderscheidingsvermogen.
Uit het feit dat mensen door deze neutrale constatering al in woede kunnen ontbranden pleit ik ervoor ieder betoog voortaan te beginnen met een ethymologische definitie van de gebruikte begrippen.
Om te zorgen dat fantastoïde schijnbetekenissen het openbaar geheime debat niet vergiftigen. Bij het woord fantastoïde kan de lezer ook misplaatste associaties krijgen, puur vanwege de klank.
Het woord fantastoïde betekent; het zich laten leiden door fantasieën over wat men denkt dat er gezegd wordt, en niet door wat er feitelijk gezegd wordt.

Ornamentaliteit

“Rond negentienhonderd waren er in Berlijn zeker vijfhonderd pianofabriekjes, handgemaakte piano’s en vleugels, alleen al in Berlijn!” vertelt mijn Surinaamse pianostemmer begeesterd terwijl hij een keurig gezaagd stemblok in de allesbrander gooit. Cultureel erfgoed als luxe brandhout.
Er liggen bakken vol in zijn werkplaats, voor de hele winter.
“Het mechaniek en de hamers zijn perfect aanmaakhout”
Ik luister terwijl ik in de vlammen kijk.
“Weet je wel hoeveel houtsoorten er in verwerkt zijn…..wel vijftien!…fichte, essen, beuk,mahonie, kersen, ebben…alleen het wortelnotenhout kan ik niet wegdoen en de ornamenten….ik heb er zeker al veertig afgefikt”
Hij overdrijft graag en veel, maar ik geloof hem wel.
De hele wand hangt vol loze ornamenten, alle stijlen door elkaar.
Het lijkt wel een evolutionair overzicht van stijldiertjes die zich almaar in nieuwe vormen ontwikkelden. Volslagen nutteloze wezens, levend voor de sier.
“Het zijn de best gebouwde piano’s, maar men heeft het geld er niet voor over om ze te restaureren, ze kopen liever die goedkoopste Chinese troep met een plastic ziel” tiert hij. “Yongchang!”
“Moet je thee?” roept hij opeens met schuim in zijn mondhoeken”
“Nee dank je ik moet gaan!”
Hij lijkt meer op een ‘special forces commando’ dan op een restaurateur.
Ik heb geen woord gezegd en ben vergeten waarvoor ik kwam.
Misschien kwam ik wel om te vergeten.
Dagdromend over wortelnotenhout en ornamenten loop ik naar huis.
De geest is alles en alles is van geest.

De ziekte van Slogan

Hoe slaat positivisme om in haar tegendeel?
“Niets verslaat een fit lichaam”, klinkt goed, bekt lekker!
Als het lichaam verslagen wordt was het vast niet fit genoeg?
Eigen schuld, had je maar moeten zorgen dat het lichaam fit blijft?

Een kogel velt elk fit lichaam, zelfs een bijensteek in de keel velt een fit lichaam, een onzichtbare bacterie kan al fataal zijn, fit of niet.
Het is dezelfde stompzinnigheid waarmee kanker wordt bestreden.

Wij zijn tegen kanker, sta op tegen kanker…
Opgeven is geen optie….
Blijf vechten tegen kanker…

Wie is er voor kanker?
Is wie opgeeft een verliezer?
Is het leven een wedstrijd?

De sportschoolcommercie wil ons leven framen als een wedstrijd.
De fitnessmaffia schrijft ons hun spelregels voor;
-Wij moeten winnaars worden, ziek worden en verliezen is onze eigen schuld.
-Zij, de fitnessgoeroes, zijn op wereld verschenen voor onze eigen bestwil.
-We doen er dus goed aan ze te betalen.
-Wie niet voor ze is is tegen zichzelf.

Het is de enige branche waar je geld moet betalen om gratis te mogen werken,
werken aan jezelf. Cosa Nostra voor gevorderden.
Als je braaf bent mag je er ook nog een smerig dieet bij bestellen.

Neutraal

Discriminatie betekent strikt genomen gewoon onderscheidingsvermogen. Dankzij onze verschillen kunnen we elkaar onderscheiden en herkennen. Zonder verschillen waren wij identieke klonen, onherkenbaar.
Het veroordelen van discriminatie is in zichzelf natuurlijk ook weer discriminatie.
Wie iets als slecht veroordeelt schaart zichzelf daarbij vanzelf onder de ‘goeden’.

Het ‘goede’ kan alleen goed zijn als het ook het ‘ slechte’ in zichzelf erkent. Ieder mens gebruikt doorlopend zijn onderscheidingsvermogen.
Onderscheidingsvermogen is echt iets heel anders dan het denken, om dat in te zien
heb je juist dat onderscheidingsvermogen nodig. Door het te gebruiken slijp je het.
Het wonderlijk van het denken, waarmee de mens zich denkt te kunnen onderscheiden van de dieren, is dat het een eigen dynamiek creëert. Het denkbeeldige lijkt door de werkelijkheid te worden bevestigd.

Als we geen onderscheidingsvermogen ontwikkelen ten opzichte van het eigen illusoire denken
dan blijven waandenkbeelden zichzelf waarmaken, het oordeel zal overal bevestiging vinden.
Wanneer de waan voor waar wordt aangezien blijft de verwarring zich voortplanten.

Het komt er helemaal niet op aan goed of slecht te zijn, het komt erop aan volledig te zijn, integraal. De ironie is dat juist dit neutrale onderscheidingsvermogen datgene is wat alle mensen van nature verbindt. Hiermee onderscheid ik mij niet van andere mensen. Ik verwijs slechts naar een gemeenschappelijke bestaansgrond, waarin we niet alleen gelijk zijn maar ook identiek. Onderscheidingsvermogen heeft geen identiteit, ze is er getuige van.