Kleine Reus

Hoe oud is Kleine Reus nu, tijd niet gezien trouwens, alles goed? Ja, dat zeg ik, de ene griep na de andere, we kwakkelen lekker door zo. De winter is ook een beetje grieperig, is-ie net weer geschoren? Reussie is nu negen net als die van u….ja hij is weer lekker kaal toch?
Da’s waar we kregen ze tegelijkertijd als pup…..had je niet kunnen wachten tot het wat warmer werd? Nee, hij ging zich weer krabben en bijten…
Nou, hij ziet er weer gelikt uit, glanzende vacht.
Nee, ik bedoel maar, elke dag en scheutje olijfolie door zijn voer, goed voor de huid en het loopt er ook lekker uit zo. Jaja….nog op wintersport geweest?
Zie ik zo bleek? Haha, thuis blijven is al sport genoeg met dit soort rare winters. Nou, wij gaan dit jaar ook niet hoor, net als die vorige jaren. Is het traditie?
Ja, traditie om niet te gaan.
De buren waren skieën, er lag alleen geen sneeuw.
Nee, ’t is een lekker beessie hoor, hè Kleine Reus, ik ga is effe die dikke pyjama opzoeken, welterusten! Zou ik ook doen, je hebt je pantoffels al aan zie ik!
Verrek zeg, ben ik zo op m’n toffels de straat opgestiefeld. Ach, het is zo slecht verlicht ‘savonds, dat ziet toch geen hond. Nou, laat me vrouw het niet merken dat ik het straatvuil naar binnenloop! Je hebt het nog makkelijk, ik krijg niet eens pantoffels van mijn vrouw.

‘Nog iemand tegengekomen?’ vraagt mijn vrouw als ik thuiskom.

‘Nee, alleen Ouwe Reus, dat zeg ik!’

Wie deze man is weten we niet. Hij noemt iedereen die hij tegenkomt ‘Ouwe Reus’, we kennen hem al negen jaar niet. De honden hebben ons verbonden.

Afscherming

Ik kreeg zomaar twee vrijkaartjes voor de Stadsschouwburg, Auto-cue van de bekende toneelgroep….?  de naam is mij ontschoten.

Man zit zonder stoel op een verder leeg podium en staart naar de projectie
op de achterwand. Het is een man die naar een scherm kijkt naar een man die naar een scherm, het Droste-effect. De laatste man leest als een robot razendsnel van een auto-cuescherm een tekst voor. Dit is de achtergrond van de verdere voorstelling.

Een vrouw komt op en flirt met de man zonder stoel. Hij reageert niet.
Ze praat tegen hem, geen reactie. Ze kruipt onder hem door, waar de denkbeeldige stoel zou staan. Ze lijkt hem niet te kunnen raken. Later probeert ze het beeld op de achterwand weg te vegen. Inmiddels worden de zijwanden ook geprojecteerd met auto-cue. Onwillekeurig probeer je als toeschouwer deze teksten te volgen tot je erachter komt dat het een nietszeggende tekst is die zich in andere bewoordingen herhaalt. Uiteindelijk worden alle wanden, ook de zaalwand (een transparant doek) geprojecteerd.
Alsof het publiek in een aquarium van beelden kijkt. Virtueel behang op virtuele muren. De voorstelling is prachtig belicht, een lust voor het oog.

Je vraagt je alleen de hele voorstelling af hoe die zittende man dat zonder stoel volhoudt en waar je in hemelsnaam naar hebt zitten kijken, twee uur lang?

Zwijgend thuis gekomen evalueren we de voorstelling. We  komen niet verder dan
onze vaders die nu in de hemelen zijn en die achter hun kranten krant in slaap vielen. Je zogenaamd in de wereld verdiepen maar je feitelijk afschermen.

 

Frictie

‘Technologie maakt het leven zoveel makkelijker’ legt de techneut uit.
‘Het haalt alle frictie uit het leven’ zegt hij trots terwijl hij zijn App laat zien die de klant als een TomTom door de winkel leidt, de meest efficiënte route.
De App rekent ook meteen af, de kassa komt te vervallen. Nooit meer in de rij wachten. Ik zwijg en huiver, denkend aan de woorden van Wildesheim:

“Perfectie is een dodelijke ziekte, levend begraven in luxe efficiëntie.”

Dat het wenselijk zou zijn om alle wrijving uit het leven te halen? Is de charme van leven niet juist het misverstand, de vergissing? Weerstand en wrijving geeft dynamiek, toevallige ontmoetingen, confrontaties met het onbekende, leven zonder gebruiksaanwijzing.

Er zal een tijd komen dat we het recht moeten opeisen om ondoelmatig te  leven, het echt om tijd vermorsen alsof je eeuwig leeft , zonder programma, ongecoördineerd dwalen… Het onvoltooide, het imperfecte houdt het levendig, zomaar spelen om het spel.

“Het menselijk gezicht is, door schermschijn belicht,
efficiënt achter het digitale behang geplakt”

“Negeren van het niet classificeerbare is de nieuwe tolerantie”

Citaten uit Datawar , Olaf Wildesheim

Andersen anders

De lichtdronken mot vrat gaten in de koningsmantel.
Onderwijl vermolmde een worm stilaan de troon.
De kroon zelf bleef onaangedaan maar paste niet meer
rond het gezwollen staatshoofd. De waan van de dag regeerde
het denkbeeldige land met vaste hand.
De doodverklaarde god sprak nu vanuit het hemelgraf:
“Loof het volk dat haar zegeningen
niet telt maar looft.
Loof het volk dat dankbaar zijn gebruikt
en dankbaar gebruik maakt van deze gelegenheid.
Loof het volk dat eer betoont aan de lege tronen
en aan kleren zonder keizers, eeuwig leve de hoofdloze kroon”

“Mijn onmacht is uitbesteed aan mot en worm.
Geniet zolang van elke vorm en noem nooit god.”

Ambiance oblige

Bij het verlaten van het voor ons doen sjieke restaurant haal ik galant de jas van mijn vrouw op uit de garderobe. De ambiance roept verplichte nobelheid op. De ober escorteert mij richting uitgang. Ik zie meteen de mooie dieprode kleur van de mantel, zuiver scheerwol. Ober knikt mij toe. Vastberaden pak ik hem uit het rek en help mijn vrouw in haar jas, voelt vertrouwd.

‘Wat is dat nou, hij past niet meer’ zegt ze verbaasd.

‘Er hangt geen andere rode jas, hij zal toch niet verwisseld zijn?’

‘Dit is niet mijn jas, kijk maar, er staat een ander merk in de kraag!’

‘Heeft een andere dame nu jouw jas aan die veel te groot zit?’

Inmiddels speurt de behulpzame ober vergeefs naar de andere rode jas in de garderobe, alleen gedekte tinten…schutkleurig.
‘Zullen we deze jas dan maar hier achterlaten voor het geval die dame erachter komt’ stel ik voor, ‘dan maar zonder jas naar huis’
Ik overweeg mijn eigen jas uit te trekken voor mijn vrouw.

‘Hoe kan dat nou toch!’ zegt ze, ‘dat zou iemand toch meteen merken?’

Ik kijk nog eens goed tussen de jassen die er nog hangen en vind er een bruin jagersjasje, een waxcoat.
‘Ha, dat is hem’ verzucht mijn vrouw, ‘ik had helemaal mijn rode jas niet aan, die hangt natuurlijk thuis!’ Consternatie en opluchting bij het personeel.
Binnen enkele minuten: Jas, gevonden, gepast, gekrompen, gestolen, verwisseld, dief gevonden, misverstand opgelost. Ik bied mijn excuses aan voor mijn galante miskleun.
Hij leek er precies op zeg ik nog.
De jas wordt extra dierbaar nu we erom kunnen lachen.

Wat is leven zonder goddelijk misverstand?
Als ik het goed begrijp begrijp ik er niets van.

Laatste naamdrager

Wij zijn schilders van huis uit. Mijn overgrootvaders schilderden al.

Nu ben ik laatste naamdrager van ons familiebedrijfje
Ik voel mij verwant aan Mondriaan, de strakke stilering van een raamkozijn.
Monochrome vlakken. Net als hij werk ik graag met tape ik plak de kantlijnen af.
Het meest ultieme moment blijft als ik de tape lostrek en de strakke rand zich toont. Zo’n vaste hand heeft niemand.
Mijn favoriete kleur is menie, oranje grondverf. Helaas moet dat meestal overgeschilderd. Ik werk alleen in opdracht. Voor vrij werk is geen markt.
Mijn wens is nog eens naar Reijkjavik te gaan waar alle houten huisjes een andere kleur dragen. De eerste keer, op huwelijksreis, was ik sprakeloos van de kleuren.Het was haar geboorteplaats als dochter van de ambassadeur in IJsland. Zij bestudeert hallucinogene korstmossen in een lab, de symbiose tussen schimmel en alg. Het mos groeit 1 millimeter per jaar.
Het verwondert mij nog steeds dat zij op mij viel, een eenvoudige huisschilder uit Bos en Lommer. Zonder aan te passen pasten wij naadloos vanaf het prille begin.

De laatste tijd heeft ze heimwee naar de lange nachten van IJsland. Ze mist de kraakheldere poolhemel. Het vuilgele stadslicht beneemt haar het zicht op de sterren. Ik zie haar ogen oplichten als ze erover spreekt.
Wat mij betreft gaan we, genoeg schilderwerk daar.
Er groeien daar korstmossen van 50 cm , vijf eeuwen symbiose.

Rekwisiet

Romanpersonages en filmacteurs zijn onmenselijke wezens/onwezenlijke mensen.
Ze hebben geen uitwerpselen en hoeven nooit te plassen.
Doen ze dat tussen de shots en de hoofdstukken door?
Ze lijken op engelen die het ook zonder toilet moeten stellen. Of zouden die het als de vogels doen?
Zelfs in ‘Birds’ van Hitchcock valt er geen vogelkak uit de hemel. Het zou de film veel griezeliger en viezer maken, levensechter. In boek en film wordt het kleinste kamertje gemeden als de pest.
Alles vindt plaats in de bovenkamer waarin alles geïdealiseerd is en mooi uitgelicht.
Het is curieus want roman en filmpersonages paren en vermoorden elkaar aan de lopende band, smeuiïg in beeld gebracht met de meest intieme details.

Het uitwerpsel is het meest verwaarloosde requisiet in de literatuur en filmwereld. Er lijkt sprake van een ongeschreven dogma, een taboe op uitscheiding.
Zou het komen door het feit dat creativiteit meestal in de kleinste kamer ontstaat,
die stille broedplaats? Zou de kunstenaar onbewust bang zijn om die heilige inspiratiebron te beschrijven, uit angst om die bron droog te leggen?

Ik ken maar één kunstenaar die dagelijks zijn uitwerpsel fotografeerde. Zijn naam ben ik vergeten maar zijn vuistdikke boekwerk met hiëroglyfen zie ik nog levendig voor me. Het ontstaan van het schrift in drukletters.

‘Gewoon’

De meubels stonden de volgende dag nog op dezelfde plaats. Dat dat ook kon. Het verwonderde hem altijd weer, objectconstantie was hem wezensvreemd. Met een binnenhuisarchitecte als moeder was permanente verandering de normale modus geworden. Ieder moment dat je het huis betrad kon de hele inrichting zijn omgegooid, herschikt, verplaatst, verwijderd. Wellicht had hij daarom zo’n hekel aan die pedante interieurontwerpers en andere gestileerde mode-iconen. Een gelukkige bijwerking was wel dat alles wat gewoon op zijn plek bleef hem diep kon verwonderen. Het had voor hem iets aandoenlijks, de onbeweeglijkheid der dingen.

Op een gegeven moment was moeder bezeten geraakt door een nieuw concept;

‘De Open Inrichting’ ze las het in haar vakblad ‘Gewoon’

Deze ‘beweging’ had de focus ‘minder is meer’ , de ruimte zelf als voornaamste meubel… Een interieur diende uit te blinken in sobere kaalheid.
Het een na het andere dierbare object verdween uit ons huis. Niemand wist waar de huisraad bleef.

Nu woonde hij voor het eerst alleen. Zijn eigen huis was niet ingericht, net zo min als hij zijn eigen leven had ingericht. Een oningericht leven wilde hij met de laagst mogelijke organisatiegraad.
In dat laatste slaagde hij wonderwel door nalatigheid en geoorloofd falen.

Voren

De plooien in de pasgewassen gordijnen
lijken helemaal niet op voren in de akker van mijn jeugd
en ook niet op de gefronste voorhoofden van zorgelijke ouders die planten goedbedoeld verdronken of verdroogden.

De plooien lijken nog het meest op rimpelingen in de geest
die vruchtbaar braak liggen als voor het eerste begin,
overwoekerd met wonderlijke onkruiden.

Nooit de behoefte gehad voren te trekken of om het prille begin te verstoren.

Onkruid heeft aan zichzelf genoeg en voedt al wat grazen wil.